U ontvangt deze informatie, omdat u binnenkort een operatieve ingreep krijgt. Afhankelijk van de ingreep verblijft u een of meer dagen in ons ziekenhuis. Van de arts heeft u op de polikliniek gehoord hoelang u naar verwachting opgenomen moet worden. De anesthesie
Anesthesie betekent gevoelloosheid. U krijgt anesthesie om uw lichaam te beschermen tegen pijn en de schadelijke gevolgen van stress, die de operatie onvermijdelijk met zich meebrengt. Wij stemmen de anesthesie af op uw leeftijd, gewicht en gezondheidstoestand. Reacties van uw lichaam op de medicijnen en de ingreep worden tijdens de operatie nauwkeurig gevolgd. Zo nodig worden lichaamsfuncties overgenomen, bijvoorbeeld door een beademingsmachine.
U leest hierna over de verschillende soorten anesthesie en een aantal belangrijke regels voor de dag van de operatie, zoals nuchter zijn.
Algehele anesthesie
Algehele anesthesie noemen we ook wel narcose. Hierbij is uw hele lichaam verdoofd en bent u buiten bewustzijn. U merkt niets van de operatie en kunt er zich later ook niets van herinneren. Voor de narcose prikken we eerst een
infuus en sluiten we u aan op de monitor. Uw hartslag, bloeddruk en zuurstofgehalte worden continu in de gaten gehouden. U krijgt een kapje met zuurstof voor uw neus en mond. De slaapmiddelen krijgt u via een
infuus. Eenmaal onder narcose plaatst de
anesthesioloog een beademingsbuisje in de keel of luchtpijp. Daarnaast wordt er soms nog een extra
infuus of blaaskatheter ingebracht.
Complicaties en bijwerkingen - Het kan voorkomen dat u misselijk bent of moet overgeven. De anesthesioloog kan proberen deze klachten te verminderen door medicijnen toe te dienen via het infuus.
- Er zou tandbeschadiging kunnen optreden als het plaatsen van het beademingsbuisje moeilijk gaat.
- U kunt last hebben van heesheid of keelpijn als gevolg van het beademingsbuisje. Dit gaat meestal binnen enkele dagen vanzelf over.
- Door een verkeerde ligging tijdens de operatie zou zenuwbeschadiging van een arm of been kunnen optreden. Als gevolg daarvan kunnen tintelingen en krachtsverlies optreden. Dit zou enkele weken kunnen aanhouden. Als de klachten blijven bestaan, adviseren we u contact met ons op te nemen.
Ernstige complicaties komen gelukkig slechts zeer zelden voor. De
anesthesioloog zal het met u bespreken als u extra risico loopt.
Spinale anesthesie (ruggenprik)
Deze techniek gebruiken we bij operaties van de onderste lichaamshelft. U krijgt een verdovingsvloeistof ingespoten in de onderrug. De zenuwen naar uw onderlichaam worden daardoor tijdelijk uitgeschakeld, waarbij u de benen ook tijdelijk niet meer kunt bewegen. Bij deze verdoving blijft u bij bewustzijn. Als u dat wilt, kunt u een slaapmiddel (sedatie) krijgen. Bij sommige mensen werkt dit zo sterk, dat zij zich achteraf niets meer van de operatie herinneren. Met een ruggenprik is de kans op misselijkheid veel kleiner dan bij narcose.
Complicaties en bijwerkingen - Een enkele keer treedt na een ruggenprik hoofdpijn op. Deze hoofdpijn wordt erger bij rechtop zitten en verbetert bij liggen. Deze klachten verdwijnen meestal vanzelf binnen enkele dagen. Gaat het niet vanzelf over of nemen de klachten toe? Neem dan contact op met de afdeling Anesthesiologie.
- Het kan zijn dat u wat rugpijn na een ruggenprik heeft. Dit gaat, net zoals normale rugpijn, na een aantal dagen vanzelf over. Neem contact op met de afdeling Anesthesiologie als het niet vanzelf over gaat of erger wordt.
NB: Bij sommige grote of pijnlijke ingrepen passen wij een combinatie van algehele anesthesie en een ruggenprik toe. Het prikken verloopt hetzelfde, alleen dienen we in dit geval andere medicijnen toe. Deze ruggenprik geeft dan goede pijnstilling na de operatie. Bij deze ruggenprik kunt u de benen gewoon blijven bewegen.
Locoregionale anesthesie (zenuwblokkade)
Bij een locoregionale anesthesie (ook wel plexusverdoving of zenuwblokkade genoemd) wordt alleen dat deel van het lichaam verdoofd waar de ingreep plaats vindt. Deze anesthesievorm wordt veel toegepast bij operaties aan de schouder, arm, hand, been of voet. Er wordt met een echo en een kleine naald verdoving rondom een zenuw gelegd. Door deze zenuw te verdoven, is het gevoel (en vaak ook de kracht) aan dit lichaamsdeel tijdelijk uitgeschakeld. Voordelen van deze anesthesievorm zijn minder kans op misselijkheid en betere pijnstilling. Een zenuwblokkade kan alleen, of in combinatie met algehele anesthesie of sedatie worden toegepast. Dit hangt af van het type ingreep en de wens van u als patiënt.
Complicaties en bijwerkingen Bijwerkingen en complicaties bij zenuwblokkades komen gelukkig zelden voor en deze techniek wordt internationaal als een erg veilige techniek beschouwd. In de literatuur zijn de volgende bijwerkingen en complicaties beschreven:
- Ontsteking of bloeduitstorting ter plaatse van de injectie
- Zenuwschade (zeer zeldzaam)
Het kan voorkomen dat de zenuwblokkade onvoldoende pijnstilling geeft. Het kan dan nodig zijn om u alsnog algehele anesthesie te geven.
Welke soort anesthesie
De
anesthesioloog stelt een geschikte vorm van verdoving vast naar aanleiding van het preoperatief onderzoek en bespreekt dit met u. In sommige gevallen is er geen keuze en kunnen wij alleen algehele anesthesie geven. Als u voorkeur heeft voor een bepaalde anesthesievorm, kunt u dit met de
anesthesioloog bespreken.
Borstvoeding en anesthesie
Het is belangrijk dat u het aangeeft als u borstvoeding geeft. De
anesthesioloog kan hier dan rekening mee houden, waardoor het in de meeste gevallen mogelijk is de borstvoeding te blijven geven. Dit geldt voor alle vormen van anesthesie.
Anesthesie bij kinderen
Bij kinderen vindt een ingreep bijna altijd onder algehele anesthesie plaats. Afhankelijk van het type ingreep en de gezondheidstoestand, wordt uw kind via een kapje of een
infuus in slaap gebracht. De
anesthesioloog zal u hierover informeren. Indien de narcose middels een
infuus wordt toegediend, krijgt uw kind eerst verdovende pleisters op de huid om het prikken van het
infuus zo prettig mogelijk te laten verlopen.
Uw kind kan beter niet direct na een vaccinatie een ingreep ondergaan. Let u op het volgende:
- Tussen een DKTP-prik (difterie, kinkhoest, tetanus, polio) en HIB-prik (haemophilus influenza B) en een ingreep moeten twee dagen zitten.
- Tussen een BMR-prik (bof, mazelen, rodehond) en een ingreep moeten twee weken zitten.
Voorbereiding thuis
Plannen van de operatiedag
U wordt door de opanmeplanning op de hoogte gebracht van de datum waarop u geopereerd zal worden. Deze datum kan u hierna ook terug vinden in uw
patiëntenportaal.
De opnametijd krijgt u 2 werkdagen voor de opnamedag telefonisch door van de opnameplanning.
Kleding en hulpmiddelen
Bij een operatie aan de knie of de voet kunt u het beste een wijde broek of rok dragen. Na een operatie aan het been mag u soms niet lopen. Uw arts informeert u hierover. U moet dan op de dag van de operatie zelf krukken meenemen naar ons ziekenhuis. Deze kunt u via de thuiszorgwinkels huren. Bij een ingreep aan de arm of hand kunt u het beste een wijde trui of wijd T-shirt dragen. U krijgt na de operatie misschien een mitella, dik verband op gips.
Medicijngebruik
Als u medicijnen gebruikt, is dit tijdens de preoperatieve screening met u besproken. De
anesthesioloog zet in uw patiëntportaal een brief klaar waarin afspraken staan over het gebruik van uw medicatie op de dag van operatie. Moet u in opdracht van de
anesthesioloog met één of meerdere medicijnen stoppen? Dan bespreekt de verpleegkundige na de operatie met u wanneer u weer met uw medicijnen kunt beginnen.
Pijnstillers
Als u pijnstillers gebruikt in de week voorafgaand aan de ingreep, gebruik dan geen geneesmiddelen die aspirine bevatten. (de medische term is acetylsalicylzuur). Neem bij twijfel
contact op met de preoperatieve screening. Neem uw medicijnen op het voor u gebruikelijke tijdstip in, maar wel tot uiterlijk twee uur voor de opnametijd, tenzij de
anesthesioloog anders voorschrijft.
Wat u zelf kunt doen om uw operatie veiliger te maken
- Het is belangrijk om de regels van het nuchterbeleid op te volgen, omdat dit de meest voorkomende oorzaak is voor het niet doorgaan van een operatie.
- Heeft u slaapapneu (OSAS) en gebruikt u hiervoor een CPAP apparaat of MRA (snurkbeugel)? Neem dit dan mee naar het ziekenhuis.
Belangrijk
Het is belangrijk dat u de voorschriften uit de brief in uw patientportaal opvolgt.
Laxatie
Voor sommige ingrepen is het nodig dat u gelaxeerd wordt. Uw behandelend arts informeert u hierover.
De opnamedag
Op de dag van de opname meldt u zich bij de balie van onze verpleegafdeling. Een verpleegkundige ontvangt u op de afdeling. Zij maakt u wegwijs en stelt u enkele vragen, bijvoorbeeld of u medicijnen gebruikt, of u een speciaal dieet volgt en wie uw contactpersoon is. U kunt uiteraard ook vragen stellen aan de verpleegkundige over uw verblijf en behandeling.
Let op
Het tijdstip van de ingreep is niet helemaal zeker. Een ingreep kan langer duren dan gepland of er komt een spoedgeval tussendoor. Daardoor kan het voorkomen dat u enige tijd moet wachten. Wij vragen hiervoor uw begrip.
Voorbereiding op de afdeling
Bij sommige ingrepen moet het operatiegebied onthaard worden. De verpleegkundige doet dit voor de operatie en gebruikt daarvoor een tondeuse. Indien voorgeschreven krijgt u medicatie (toegediend). Bij bepaalde ingrepen geven wij soms een pijnstiller, zodat deze alvast tijd heeft om in te werken. De verpleegkundige vraagt u om u uit te kleden en geeft u een operatiejasje.
Naar de operatiekamer
Een verpleegkundige brengt u naar het operatiecomplex, waar een anesthesiemedewerker u opvangt. Deze brengt u naar de voorbereidingsruimte. U krijgt een
infuus ingebracht, meestal in uw hand. Ook krijgt u plakkers op uw borst voor het
ECG (hartfilmpje), een bloeddrukband en een knijpertje op uw vinger voor de meting van het zuurstofgehalte in uw bloed. Plaatselijke verdoving geven wij meestal op de uitslaapkamer.
Time-out: een extra veiligheidscheck
Reinier de Graaf verleent u graag de best mogelijke zorg. Wij willen graag samen met u werken aan een veilige behandeling en alles controleren om fouten te vermijden. Daarom stellen wij op verschillende momenten tijdens uw verblijf in ons ziekenhuis veel en vaak dezelfde vragen aan u. Zo gaat het ook als u een operatie moet ondergaan.
Als u naar de operatiekamer gaat, is het hele operatieteam aanwezig. Voordat u onder narcose wordt gebracht, vindt de zogeheten ‘time-out-procedure’ plaats. Het operatieteam (specialist,
anesthesioloog, operatieassistenten en anesthesiemedewerker) controleert samen met u een aantal belangrijke gegevens.
Even controleren en dan van start …
Vlak voor uw operatie stellen wij u op de operatiekamer ter controle nog een aantal vragen. Zo vragen wij weer naar uw naam, geboortedatum en waaraan u geopereerd wordt.
Wij checken hardop:
- uw identiteit;
- uw geboortedatum;
- of u ergens allergisch voor bent;
- welke operatie u moet ondergaan en (indien van toepassing) aan welke zijde;
- andere belangrijke items voor het uitvoeren van de operatie.
Uiteraard zijn deze gegevens allang bij ons bekend en staan ze in uw medisch dossier. Toch is deze laatste check van belang om de allerlaatste mogelijke fouten of onduidelijkheden uit te sluiten. Heeft u nog vragen, stel ze dan gerust aan de arts of verpleegkundige.
Na de operatie
Na de operatie of ingreep brengen wij u naar de uitslaapkamer. Als u redelijk wakker bent, de pijnbestrijding goed is en er geen andere problemen zijn, haalt de verpleegkundige van de verpleegafdeling u op om u terug te brengen naar uw kamer.
Pijnregistratie
Binnen Reinier de Graaf registreren wij op de verpleegafdelingen de pijn. Wij doen dat om beter inzicht te krijgen in de mate waarin u pijn ervaart. Op deze wijze kunnen wij adequaat en op tijd op de pijn van u reageren en deze bestrijden. Dit betekent dat wij alle patiënten van de afdeling dagelijks vragen om een cijfer toe te kennen aan de mate waarin zij pijn beleven. Dit gebeurt gelijktijdig met andere controles, zoals het opnemen van de bloeddruk, pols en temperatuur. Patiënten die net zijn geopereerd, controleren wij vaker.
Bijwerkingen
Helaas hebben pijnstillers ook nadelig effecten zoals misselijkheid, braken, slaperigheid, obstipatie en duizeligheid. Daarnaast kunnen mensen last hebben van zweten, droge mond, wazig of dubbelzien, volle blaas, jeuk. Geef uw bijwerking altijd door aan de verpleegkundige. U kunt dan nader uitleg krijgen of eventueel uw behandelend arts raadplegen. Als u misselijk bent of voelt dat u misselijk gaat worden, probeert u dan rustig te blijven en niet te snelle bewegingen te maken. Meldt de misselijkheid op tijd aan de verpleegkundige. De verpleegkundige kan u helpen en mogelijk een middel tegen de misselijkheid geven.
Bezoek
Soms mag u direct na de operatie even bezoek ontvangen. Vraagt u aan de verpleegkundige of dit kan. Kijk voor meer informatie over de bezoekregeling op onze website
www.reinierdegraaf.nl of in onze patiënteninformatie Opname.
Weer naar huis
Als u in dagopname wordt opgenomen moet u altijd opgehaald worden, u mag niet zelfstandig naar huis gaan. Zorg dat u de eerste nacht op iemand terug kunt vallen als er iets mocht zijn. Het is wenselijk dat u de eerste nacht niet alleen bent. Soms besluit de arts dat u nog een nacht in het ziekenhuis moet blijven. Dit hoeft niet te betekenen dat er iets mis is, de ene persoon reageert nu eenmaal anders op de anesthesie en/of de operatie dan de andere. Wij raden het af om op de dag van de operatie nog te gaan werken of belangrijke beslissingen te nemen. Alle informatie over het verblijf in ons ziekenhuis vindt u in onze patiëntenfolder '
Uw opname in Reinier de Graaf'.
Openbaar vervoer, taxi en eigen auto worden niet meer door de zorgverzekeraars vergoed. Hierop bestaan enkele uitzonderingen. Informeert u hiernaar bij uw zorgverzekeraar.