Door middel van deze informatiefolder willen we u informatie geven over de behandeling van een verzakking van de baarmoeder, vaginawanden en/of vaginatop met behulp van de operatierobot. Wij adviseren u deze informatie zorgvuldig door te lezen. Het is goed u te realiseren dat bij het vaststellen van een aandoening de situatie voor iedereen weer anders kan zijn. Wat voor verzakking heeft u?
De organen in het bekken (de blaas, de baarmoeder en de endeldarm) worden op hun plaats gehouden door spieren, banden en steunweefsels. Deze weefsels kunnen door verschillende oorzaken beschadigen of hun kracht en soepelheid verliezen. Als dit gebeurt, kunnen de organen geleidelijk gaan zakken. Dit kan zelfs voorbij de opening van de vagina gaan. We spreken dan van een verzakking of prolaps. Bij u is tijdens het onderzoek waarschijnlijk een verzakking van de vaginatop of baarmoeder geconstateerd, waarbij de voorwand van de vagina (met daarachter de blaas) of de achterwand (met daarachter de endeldarm) misschien mee is verzakt.
Soorten verzakkingen waarvoor deze ingreep gebruikt wordt:
- Verzakking van de baarmoeder; uterus prolaps of descensus uteri
- Wanneer de baarmoeder al is verwijderd kan er een verzakking van de top van de vagina bestaan; topprolaps
- Verzakking van de voorwand van de vagina; voorwandprolaps of blaasverzakking
- Verzakking van de achterwand van de vagina; achterwandprolaps of endeldarmverzakking
- Een combinatie van bovenstaande.
|
|
Figuur 1. Normale anatomie | Figuur 2. Vagina-topprolaps in combinatie met een voor-en achterwand verzakking |
Wat is een sacrocolpopexie?
Tijdens deze operatie worden de uitgezakte vaginatop (met of zonder baarmoeder) met de vaginawanden op de plaatst teruggebracht. De operatie is bedoeld om de normale positie van de vagina en daarmee waar mogelijk ook de functie te herstellen. Deze ingreep kan via een snede in de buik of via een kijkoperatie worden verricht. In het Reinier de Graaf Gasthuis wordt een sacrocolpopexie uitgevoerd via een kijkoperatie met de hulp van de Da VinciTM operatierobot onder algehele narcose. De Robot vergemakkelijkt het gebruik van de operatie instrumenten door de gynaecoloog via de kijkbuis operatie.
De gynaecoloog stuurt vanuit een console de robotarmen aan. De Da Vinci Robot voert geen zelfstandige handelingen uit, het is in die zin dus geen echte robot maar een apparaat dat het gebruik van de kijkbuisinstrumenten vergemakkelijkt.
De operatierobot heeft een speciale camera waarmee in de buikholte kan worden gekeken. Het camerabeeld is driedimensionaal en vergroot het beeld ongeveer 10 maal. Zo kan elk detail van het operatiegebied uitvergroot worden. De ‘gewrichtjes’ van de kijkbuis instrumenten kunnen meer dan 360 graden draaien in tegenstelling tot de ‘ouderwetse’ kijkbuis instrumenten. Om ruimte te krijgen wordt de buik gevuld met koolzuurgas (CO2). Tevens wordt de operatietafel in een hoek van 30-45° gezet om beter in het operatiegebied te kunnen werken. Door een aantal kleine sneetjes in de onderbuik te maken, worden er buisjes in de buik aangebracht. Via deze sneetjes worden de kijkbuis instrumenten ingebracht en bevestigd aan de robotarmen zodat de operatie vanachter de console kan worden uitgevoerd.
De vagina wordt aan de voorkant losgemaakt van de blaas en aan de achterkant van de endeldarm. De oppervlaktes van de vagina worden aan de voorkant en aan de achterkant bedekt met onoplosbaar kunststof materiaal (implantaat). Dit implantaat wordt vervolgens bevestigd aan het heiligbeen, zoals afgebeeld. Daarna wordt het implantaat bedekt door een eigen weefsel laag, genaamd peritoneum, dat de buikholte bekleedt; dit voorkomt dat de darmen vast komen te zitten aan het implantaat. Het implantaat blijft levenslang in het lichaam aanwezig. Het is een open geweven gaas van kunststof (polypropyleen). Voor meer informatie over het gebruik van dit kunststofmateriaal kunt u de informatie van de Health & Food Safety van de Europese commissie lezen.
http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/docs/citizens_surgicalmeshes_en.pdfFiguur 3. Positie implantaat na operatieWaarom een sacrocolpopexie
De gynaecoloog heeft met u de verschillende behandelingsmogelijkheden besproken en daarna heeft u samen gekozen voor deze operatie. Vaak wordt de eerste verzakkingsoperatie via een vaginale operatie verholpen. Indien er onverhoopt na deze vaginale operatie opnieuw een verzakking ontstaat, lijkt uw eigen steunweefsel onvoldoende sterk voor het ophouden van uw bekkenbodem en heeft u een reden om een implantaat te krijgen. Wanneer er risicofactoren aanwezig zijn voor het mogelijk niet slagen van een vaginale operatie dan zal uw behandelend arts dit met u bespreken en deze operatie adviseren boven een vaginale operatie.
De voordelen van deze Robot geassisteerde kijkbuisoperatie zijn:
- minder pijn na de operatie dan wanneer de buik via een snede wordt geopend
- minder bloedverlies en daarmee minder noodzaak tot bloedtransfusies
- sneller herstel en een korter ziekenhuisverblijf van 1 – 2 dagen, voorheen was dit 4 - 5 dagen
- een minder groot litteken en minder kans op ontsteking van de wond
- sneller hervatten van de normale dagelijkse activiteiten.
Hoe succesvol is deze operatie
De 80-90% vrouwen zijn erg opgelucht en tevreden na deze operatie. In de loop der tijd komen in 10% van de vrouwen die geopereerd zijn weer verzakkingsklachten terug. Er zal dan opnieuw gekeken worden of en hoe deze behandelt zullen gaan worden.
Wat zijn de risico’s van deze operatie
Iedere ingreep kent complicaties, deze ingreep kent de volgende:
- Beschadiging van de blaas, urineleiders of de darm
Dit komt voor 1-3% voor. Dit is meestal goed te behandelen. De beschadiging wordt in de meeste gevallen tijdens de ingreep weer hersteld. De opnameduur kan soms wat langer worden door een beschadiging en bij een blaasbeschadiging zult u wat langer een blaaskatheter moeten gebruiken.
Als de operatie lastig is, lukt het niet altijd de operatie via de kijkoperatie te doen. Dan moet er alsnog worden geopereerd via een snede in de buik. - (Na-)Bloeding
Deze bloeding wordt in de meeste gevallen tijdens de operatie opgelost, indien later ontdekt zal er een tweede operatie moeten plaats vinden. Soms is er een bloedtransfusie nodig. - Blaasontsteking
Een blaasontsteking is een veel voorkomend probleem na een verzakkingsoperatie. Als het nodig is, krijgt u een antibioticum. Een blaasontsteking is daarmee goed te behandelen. - Problemen met het op gang komen van het plassen
Dit komt door de veranderde positie van de blaas en de plasbuis en soms omdat u wat pijn heeft en de bekkenbodem daardoor gespannen is. Als u niet goed kunt plassen of de blaas niet voldoende kunt leeg plassen , leert u zichzelf te katheteriseren of krijgt u voor een wat langere tijd opnieuw een katheter. Vrijwel altijd zijn deze problemen met plassen van tijdelijke aard. - Urine-incontinentie
Door de veranderende positie van de blaas (vooral na grote verzakkingen) kan het voorkomen dat u ongewenst urine verliest. Dit is meestal niet goed te voorspellen. Mocht dit bij u optreden, realiseert u zich dan dat de afsluiting van de plasbuis al niet goed was, maar door de grote verzakkingsbal werd dichtgedrukt en nu ‘ontmaskerd’ wordt. Het is dus geen complicatie van de operatie en meestal goed te herstellen door een kleine ingreep of bekkenbodemtraining. - Seksuele problemen
Verzakking kan seksuele problemen opleveren. Na herstel van de verzakking is dit vaak beter. Door de operatie kan littekenweefsel optreden dat vooral in de eerste periode na de operatie gevoelig kan zijn. Over het algemeen kan gemeenschap juist vaak daarna weer prettiger verlopen. Wel wordt sterk aanbevolen om de eerste zes weken na de operatie geen seksuele gemeenschap te hebben om de vaginawond de kans te geven te genezen.
Mocht u na de ingreep nog seksuele problemen ervaren, aarzel dan niet om een afspraak met de gynaecoloog te maken om hierover te praten. Deze problemen kunnen vaak verholpen worden.
Specifieke complicaties bij het gebruik van een implantaat
- Bloot komen te liggen van het implantaat: Het is mogelijk dat een klein gedeelte van het implantaat zichtbaar wordt in de vaginawand. Dit kan komen door het dunner worden van de vaginawand bij het ouder worden. Dit hoeft geen klachten te geven. Klachten die voorkomen, zijn ruime afscheiding, bloedverlies en pijn. Het kan pijnlijk zijn bij gemeenschap. Partners kunnen er ook last hebben bij het vrijen. Dit is een complicatie die 2-10 % voorkomt en goed op te lossen is. U wordt dan behandeld met vaginale hormonen of het zichtbare gedeelte van het implantaat wordt operatief verwijderd.
- Infectie van het implantaat: Infectie van het implantaat komt met de nieuwe materialen zelden voor (minder dan 1%). Zo nodig moet het implantaat of een deel ervan worden verwijderd
- Pijn: Zeer zelden ontstaat er chronische pijn na deze ingreep. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het krimpen van het implantaat. Deze pijn is moeilijk te behandelen omdat het verwijderen van het implantaat niet altijd lukt.
Welke voorbereidingen zijn er nodig voor de operatie
- Wanneer u medicijnen gebruikt die de bloedstolling beïnvloeden, zoals b.v. Ascal, Sintrom of Marcoumar, geeft u dit dan door aan uw behandelend arts. Om bloedingen te voorkomen moet er tijdig met sommige medicijnen gestopt worden. Stop nooit uw medicijnen zonder overleg met uw arts.
- Bent u overgevoelig voor bepaalde geneesmiddelen, latex, jodium, of antibiotica ? Het is noodzakelijk dat u dit vóór de operatie meldt aan uw behandelend arts.
- Er wordt een afspraak met de anesthesist op het poliklinisch pre-operatieve spreekuur (POS) gemaakt. Hier zal met u uw medicatie worden doorgenomen en ook de manier van verdoving tijdens de ingreep. Bij deze ingreep krijgen mensen algehele verdoving (narcose).
- Bureau opname belt u enkele dagen voor de dag van opname op om het tijdstip van opname door te geven. Zij melden u ook vanaf welk tijdsstip u niet meer mag eten en drinken. Zie folder “nuchter beleid “, welke u krijgt van de anesthesist.
- Op de afdeling bereidt de verpleegkundige u voor op de operatie. U krijgt operatiekleding en een kalmerend middel op de verpleegafdeling.
- In een bed wordt u naar de operatieafdeling gebracht. Vlak voor de operatie ontmoet u de gynaecoloog die u opereert. De gynaecoloog neemt de ingreep dan nog een keer kort met u en het hele operatieteam door.
- Hierna zal de anesthesist u narcose geven.
Wat gebeurd er na de operatie
Na de operatie krijgt u een tampon in de vagina, dit is een lang gaas dat eventuele kleine bloedingen zal stoppen. De verpleegkundige verwijdert dit gaas een dag na de operatie.
Door deze tampon wordt de plasbuis afgesloten, vandaar dat u ook een blaaskatheter krijgt. Ook deze zal de dag na de operatie verwijderd worden. Na het verwijderen zal worden gecontroleerd of u goed kunt uitplassen. Dit gebeurt soms minder goed als
reactie op de operatie en gaat vaak met geduld vanzelf weer beter. De controle wordt gedaan met een echo. Als u niet goed uit plast, wordt u aangeleerd zelf de blaas leeg te maken met een
katheter of als dat niet lukt, krijgt u soms opnieuw een
katheter voor enkele dagen.
De onderbuik en vagina kunnen de eerste dagen gevoelig zijn. Daarvoor kunt u pijnstillers krijgen. Pijn bij de schouderbladen gedurende de eerste dagen na de operatie komt regelmatig voor. Het gas dat tijdens de operatie in uw buik is gebracht, geeft prikkeling van het middenrif. Dat voelt u als schouderpijn. Dit is een normale
reactie en gaat vanzelf weer over binnen de eerste dagen na de operatie.
Enkele dagen na de operatie komt de ontlasting meestal vanzelf weer op gang. Voor de operatie krijgt u van uw behandelend arts een recept met medicijnen om de ontlasting voor en rondom de operatie te vergemakkelijken. Van de operatiewond heeft u weinig last bij de ontlasting. Wel is het beter om persen en heftig hoesten te vermijden.
Tijdens uw verblijf in het ziekenhuis krijgt u injecties in buik of bovenbeen om
trombose te voorkomen.
Uw gynaecoloog komt na de operatie op de afdeling bij u langs voor uitleg over het verloop van de ingreep.
Naar huis en wat dan
Als u verder geheel gezond bent, en er treden geen problemen op bij de operatie dan verblijft u 1 nacht in het ziekenhuis en kunt u de dag na de operatie naar huis.
U krijgt een afspraak mee voor een controlebezoek bij uw behandelend gynaecoloog op de polikliniek, meestal zes weken na de operatie.
Adviezen voor thuis
De genezing en ontwikkeling van littekenweefsel (de nieuwe ondersteuning) heeft tijd nodig. Daarom is het belangrijk om rustig aan te doen.
Het is belangrijk om in de herstelperiode goed naar signalen van uw lichaam te luisteren en niet te snel veel te willen doen.
- Het is belangrijk dat u voldoende drinkt, anderhalf tot twee liter per dag.
- Zwaar tillen en zwaardere huishoudelijke bezigheden kunt u tot zes weken na de operatie beter uitstellen. Wel kunt u meestal na een week weer licht huishoudelijk werk doen, zoals koken en afwassen en dergelijke.
- Als u buitenshuis werkt, krijgt u over het algemeen het advies de eerste weken niet te werken. Bij lichamelijk zwaar werk is het verstandig nog iets langer te wachten met weer aan het werk te gaan.
- U kunt dit al voor de operatie met de gynaecoloog en uw bedrijfsarts bespreken.
- Het is niet verstandig om seksuele gemeenschap te hebben voordat u uw controleafspraak bij de gynaecoloog heeft gehad. Uw vaginawand kan namelijk beschadigd raken. Tijdens de controleafspraak kijkt de gynaecoloog of de vaginawand goed genezen is. Als dit het geval is, kunt u daarna weer gemeenschap hebben.
- Tot ongeveer zes weken na de operatie kan het voorkomen dat u wat bloed verliest. Dit is normaal. Het wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding.
- Het kan zijn dat er opnieuw klachten ontstaan. De oorzaak van de verzakking (beschadigd steunweefsel, veel hoesten, persen bij ontlasting) kan namelijk niet altijd worden verholpen. Er bestaat geen behandeling die garandeert dat een verzakking definitief uitblijft. Als u denkt dat er sprake is van een nieuwe verzakking, aarzel dan niet om dit met de huisarts of gynaecoloog te bespreken.
Neem bij (een van) de volgende klachten contact op met de polikliniek gynaecologie
- toenemende pijn
- aanhoudende koorts boven de 38 graden
- blaasontsteking: u moet vaak plassen en u heeft een branderig gevoel bij het plassen
- moeilijk kunnen plassen
- sterk ruikende abnormale afscheiding
- toenemend (helderrood) bloedverlies
- moeilijk kwijtraken van ontlasting.
Vaginale zetpillen
Bent u in de
overgang of heeft u de
overgang al achter de rug? Dan kan de gynaecoloog u adviseren om voor en na de operatie vaginale zetpillen of tabletten met vrouwelijke hormonen te gebruiken. Deze verbeteren de doorbloeding van de vagina, waardoor de vaginawand beter herstelt.
Richtlijnen voor uw herstel
0-2 weken
- u mag niet zwaar tillen: niet meer dan 5 kg
- gebruik voor het vloeien een inlegkruisje of verbandje, geen tampon: dit is belangrijk om een infectie te voorkomen
- u kunt gerust douchen.
vanaf 4 weken
- u mag weer wat zwaarder (huishoudelijk) werk doen zoals stofzuigen, tillen van zware tassen of voorwerpen
- u mag weer werk doen waarbij u langer moet staan, strijken bijvoorbeeld
- als u zonder pijn over uw schouder kunt kijken en uw concentratievermogen weer normaal is, mag u weer fietsen en autorijden: bouw dit langzaam op.
na 6 weken
- u mag weer in bad
- u mag weer gemeenschap hebben en/of tampons gebruiken (u mag wel al eerder seksueel opgewonden raken en masturberen)
- u mag weer (buitenshuis) werken
- u mag in principe weer gewoon sporten
- als u geen bloederige afscheiding meer heeft, mag u ook weer zwemmen.
Wanneer mag ik weer autorijden?
Autorijden, maar ook het besturen van andere vervoersmiddelen mag u wettelijk gezien alleen als u weer goed hersteld bent. De gemiddelde herstelperiode kunt u vinden in het bovenstaand schema. De arts adviseert u gedurende deze periode niet zelf auto te rijden. Beoordeelt u zelf ook, binnen deze termijn en daarna, of u zich voldoende fit voelt. Als u niet voldoende bent hersteld en u rijdt auto, dan kan dit mogelijk gevolgen hebben voor uw verzekeringsdekking. Informeer bij uw verzekering hoe de regels zijn over het zelfstandig rijden na een medische behandeling.
Het Reinier de Graaf Gasthuis is een topklinisch opleidingsziekenhuis.
Dit betekent dat er vanuit het ziekenhuis een bijdrage wordt geleverd aan wetenschappelijk onderzoek en aan de opleiding voor medisch specialisten. Dit betekent voor u dat u gevraagd zou kunnen worden om deel te nemen aan onderzoek. Deelname is geheel vrijwillig en zal uw keuze van uw behandeling niet beïnvloeden. Ook betekent dit dat u arts-assistenten en coassistenten zou kunnen ontmoeten; zij leveren een bijdrage aan de zorg voor u, dit onder supervisie van uw behandeld gynaecoloog.
Contact
Polikliniek gynaecologie is doordeweeks bereikbaar van 08.30 – 16.30 uur op tel: 015 - 260 42 07.
U krijgt een bandje te horen die u helemaal dient af te luisteren.
Daarbuiten kunt u alleen bij SPOED contact opnemen met het algemene ziekenhuis nummer 015 - 260 30 60. Zij kunnen u doorverbinden met de arts assistent gynaecologie.
Illustraties: IUGA.