Borstkanker kan uitzaaien naar de okselklieren. Daarom wordt op de radiologie afdeling tijdens het echografisch onderzoek van de borst ook altijd de oksel echografisch onderzocht.
Als er een afwijkende lymfeklier in de oksel wordt gezien, wordt daar een punctie van verricht om aan te tonen of er mogelijk een uitzaaiing in deze klier zit.
Als de klier een uitzaaiing bevat, kan deze gemarkeerd worden met een radioactief jodium-125-zaadje: op deze manier kan de klier later weer teruggevonden worden.
Echo-beeld van radioactief jodiumzaadje in een lymfeklier
2. Voorbehandeling met chemotherapie
Bij patiënten met een uitzaaiing in een oksel lymfeklier wordt in veel gevallen gestart met chemotherapie voordat er een operatie plaatsvindt (= neoadjuvante chemotherapie).
Door de chemotherapie is het heel goed mogelijk dat de klier waar een uitzaaiing in is aangetoond ‘schoon’ wordt. Afhankelijk van het tumortype gebeurt dit bij 21-65% van de patiënten.
3. De operatie
Na de chemotherapie wordt de klier waar de uitzaaiing in zat en die gemarkeerd was met het radioactieve jodiumzaadje verwijderd door de chirurg. Dit gebeurt vaak samen met de operatie van de borst.
Deze procedure wordt gecombineerd met het verwijderen van de schildwachtklier (SWK) of poortwachtersklier procedure. De schildwachtklier is de eerste klier waar de lymfedrainage van het borstweefsel naartoe gaat. Deze wordt opgespoord met radioactief technetium en blauwe kleurstof (zie de folder ‘Onderzoek en verwijderen schildwachtklier(en)’).
De combinatie van verwijderen van de jodium-gemarkeerde klier en schildwachtklier heet de TAD: Targetted Axillary Dissection. Vaak is de schildwachtklier tevens de gemarkeerde klier.
4. Het weefselonderzoek
Na de operatie worden de gemarkeerde klier en schildwachtklier onderzocht door een patholoog om te zien of deze klier(en) ‘schoon’ geworden is/zijn.
Okselsparend versus okselkliertoilet en/of bestraling van de oksel
Voorheen werd bij een uitzaaiing in de lymfeklieren altijd een okselkliertoilet of okselklierdissectie verricht, waarbij alle klieren uit de oksel werden verwijderd. Deze operatie kan echter blijvende klachten geven in de vorm van
oedeem van de arm (gezwollen arm), beperkingen van de schouder en pijnklachten.
Met de TAD wordt onderzocht of de okselklier waar de uitzaaiing in aangetoond was ‘schoon” geworden is door de chemokuren. Als dit het geval is hoeven de overige klieren niet verwijderd te worden en kan de oksel verder “gespaard” worden. Daarom ervaren patiënten vaak veel minder klachten dan bij een okselkliertoilet.
Als echter de klier toch niet goed gereageerd heeft en er ook na de chemotherapie nog steeds een uitzaaiing in de gemarkeerde klier zit, kan het zijn dat er nog een aanvullende okselbehandeling plaats moet vinden; bestraling van de oksel en/of toch een okselklierdissectie. Uw chirurg bespreekt dit dan met u.