Met de arts is besproken dat uw kind met sondevoeding naar huis mag. De sondevoeding wordt toegediend door middel van hevelen of per pomp. In deze folder staat algemene informatie over sondevoeding en hoe u deze moet toedienen. Heeft u na het lezen nog vragen, dan kunt u deze altijd stellen aan de verpleegkundige. Wat is sondevoeding?
Sondevoeding is vloeibare voeding die via een flexibel slangetje (sonde) in de maag komt. Het bevat alle voedingsstoffen die uw kind nodig heeft zoals eiwitten, vetten, koolhydraten, vitamines en mineralen. Sondevoeding kan de normale voeding geheel vervangen, maar ook een aanvulling zijn op wat uw kind gewend is te eten. Uw kind ruikt en proeft de sondevoeding niet, omdat het direct in de maag komt. Uw arts of diëtiste bekijkt welke voeding voor uw kind het beste is.
Waarom sondevoeding?
Als uw kind niet kan of mag eten of met normaal eten onvoldoende voeding binnen krijgt, kan sondevoeding een oplossing bieden. Sondevoeding kan tijdelijk, maar ook blijvend zijn. Soms kan en mag er naast sondevoeding gewoon gegeten worden. Dit bepaalt de arts in overleg met u en uw kind. Heeft uw kind een sonde via de neus, dan zal uw kind deze in het begin bij het slikken wel voelen.
Praktische feiten
Enkele feiten op een rij:
- De verpleegkundige van de Kinder- en jeugdafdeling brengt de sonde in of verwisselt deze voor het vertrek naar huis;
- De meeste kinderen hebben een PUR-sonde, deze mag 6 weken gebruikt worden;
- U kunt de verpleegkundige van de Kinderthuiszorg benaderen als de sonde thuis opnieuw ingebracht moet worden;
- Bij het opnieuw inbrengen van een sonde dient er (indien mogelijk) van neusgat gewisseld te worden.
Toedieningswegen en -vormen
Sondevoeding komt het lichaam binnen via een sonde. Dit is een flexibel slangetje. Het uiteinde van de sonde komt in de maag te liggen. In het uiteinde van de slang zitten gaatjes waardoor de voeding de maag instroomt. De verpleegkundige brengt de sonde in.
Sondevoeding kan op verschillende manieren worden toegediend, namelijk: een aantal keren per dag een bepaalde hoeveelheid (bolustoediening) of druppelsgewijs (continue toediening). Soms is het mogelijk om van continue toediening over te stappen op bolustoediening of omgekeerd, dit wordt door de arts en/of diëtiste met u en uw kind besproken.
Continue toediening
Bij continue toediening wordt de sondevoeding druppelsgewijs met behulp van een toedieningssysteem en voedingspomp toegediend. Dit kan gedurende de hele dag, maar ook alleen gedurende de avond en/of nacht. In het ziekenhuis krijgt u van de verpleegkundige uitleg over de pomp en wordt er stapsgewijs aangeleerd hoe u via de pomp de sondevoeding kunt toedienen.
In de thuissituatie krijgt uw kind een rugzak, waarin zowel de sondevoeding als de pomp past. Op deze manier kan uw kind zich beter bewegen.
De pomp, voeding en verdere benodigde materialen worden vanuit het ziekenhuis besteld. De kinderthuiszorg wordt ingeschakeld, zodat de sonde thuis zo nodig opnieuw ingebracht kan worden. Bij de geleverde pomp zit een gebruiksaanwijzing hoe deze te gebruiken. Lees deze zorgvuldig door. In deze folder wordt hier verder niet op in gegaan.
Bolustoediening
In geval van bolus toediening krijgt uw kind enkele malen per dag een bepaalde hoeveelheid sondevoeding, waarna de sonde gespoeld moet worden met water. Uw kind zit in dat geval dus niet vast aan een pomp. In het ziekenhuis wordt u door de verpleegkundige aangeleerd hoe u sondevoeding kunt toedienen. Hoe vaak en hoeveel sondevoeding uw kind toegediend moet gaan krijgen, bespreekt de arts en/of diëtiste samen met u.
Bolus toediening via de pomp
Bij bolus toediening via de pomp krijgt uw kind enkele malen per dag druppelsgewijs een vooraf ingestelde hoeveelheid sondevoeding via de pomp. Uw kind zit dan alleen op de sondevoedingsmomenten vast aan de pomp. De sonde wordt nadien afgekoppeld en doorgespoeld met water. In het ziekenhuis krijgt u van de verpleegkundige uitleg over de pomp en wordt er stapsgewijs aangeleerd hoe u via de pomp de sondevoeding kunt toedienen. Zie ook de tekst in deze folder onder het kopje continue toediening, voor overige informatie.
Algemene werkwijze voor het geven van voeding via de sonde
Tref de volgende voorbereidingen:
- Was de handen en leg alle benodigdheden klaar;
- Controleer of de sonde nog goed is vastgeplakt en vervang zo nodig de pleisters;
- Controleer het markeringspunt op de sonde dat de juist ingebrachte lengte aangeeft;
Voeding geven d.m.v. sondevoedingspomp
Bij het geven van voeding door middel van de sondevoedingspomp doet u het volgende:
- Vul het sondevoedingssysteem volgens de gebruiksaanwijzing van de geleverde pomp;
- Sluit het sondevoedingssysteem aan op de sonde, stel de pomp in en koppel nadien af volgens de gebruiksaanwijzing van de pomp;
- Spoel de sonde door met 5 ml water;
- Sluit de sonde af.
Kijk ondertussen goed naar de signalen van uw kind! Stop of pauzeer als uw kind moet hoesten, misselijk lijkt te zijn of onrustig wordt tijdens het inlopen van de voeding. Wacht dan even rustig en probeer het vervolgens opnieuw.
Spoel bij continue sondevoeding minimaal 3 x daags de sonde door met 5 ml lauwwarm water.
Voeding geven d.m.v. hevelen
Bij het geven van voeding door middel van hevelen doet u het volgende:
- Sluit de spuit zonder de stamper aan op de sonde, vul deze met voeding en druk iets aan met de stamper;
- Houdt de spuit hoog en kijk of de voeding langzaam uit de spuit loopt. Hoe hoger je de spuit houdt, hoe sneller de voeding in loopt;
- De inloopsnelheid van de voeding moet ongeveer gelijk zijn aan de snelheid waarmee uw kind normaal drinkt;
- Vul de spuit zo nodig bij;
- Blijf bij uw kind;
- Het is belangrijk om het voedingsmoment een positief moment te laten zijn, neem een klein kind bijvoorbeeld op schoot;
- Spoel de sonde na de voeding door met 5 ml water;
- Sluit de sonde af na de voeding.
Hygiëne
Het is belangrijk zo hygiënisch mogelijk te werken bij de toediening van sondevoeding. Gebeurt dit niet, dan kunnen bacteriën in de voeding komen, waardoor de voeding kan bederven.
Om dit te voorkomen gelden de volgende tips:
- Was uw handen voordat u de sondevoeding toedient;
- Let op de uiterste houdbaarheidsdatum van de sondevoeding;
- Verwissel het toedieningssysteem iedere 24 uur en spuit regelmatig;
- Na gebruik goed schoonspoelen met heet water en afdrogen;
- Bewaar de spuit uit elkaar gehaald op een droge plaats;
- Om te voorkomen dat de sonde verstopt raakt, is het noodzakelijk dat u deze na iedere gift doorspuit met minstens 5 ml lauw water.
Verzorging van de mond
Als uw kind tijdens het toedienen van sondevoeding nauwelijks eet of drinkt, dan kunnen mond, tong en lippen droog worden. Hierdoor ontstaat een grotere kans op een mondinfectie. Om dit te voorkomen is een goede mondhygiëne erg belangrijk:
- Drink indien toegestaan regelmatig een beetje. Is drinken niet toegestaan, spoel dan regelmatig de mond met water en/of maak de lippen vochtig met een gaasje met kraanwater;
- Poets indien toegestaan twee tot viermaal daags de tanden met een zachte borstel;
- Gebruik vaseline bij droge lippen.
Medicijnen toedienen via de sonde
Heeft uw kind moeite met slikken of mag uw kind niet slikken, dan kunnen de medicijnen via een zetpil of via de sonde worden toegediend. Veel medicijnen zijn namelijk in vloeibare vorm of in een zetpil verkrijgbaar, overleg dit met uw apotheker. Is dit niet mogelijk, dan kunt u (in overleg met de apotheek) de medicijnen fijnmalen. Let er daarbij op dat u ze dusdanig fijn maalt, dat de sonde niet verstopt kan raken. Spuit voor en na de medicatietoediening de sonde altijd door met 20 ml lauw kraanwater. Vermeng medicijnen nooit met sondevoeding zelf.
Het bewaren en toedienen van de sondevoeding
Gesloten pakken sondevoeding dienen op een koele, droge plaats, buiten zonlicht bewaard te worden. Een geopend pak sondevoeding bewaart u in de koelkast (maximaal 24 uur). Dien sondevoeding op kamertemperatuur toe. Bij sondevoeding die continue loopt mag de zak kant en klare sondevoeding 24 uur aanhangen.
Controle van de neus/maagsonde
Voor elke toediening moet u controleren of de sonde nog goed zit:
- Controleer de fixatie van de pleister. Fixeert de pleister inderdaad de sonde (hangt de sonde er niet los tussen?);
- Controleer het vastgestelde markeringspunt op de sonde dat de juiste ingebrachte lengte aangeeft;
- Inspecteer, indien mogelijk, de mond-/keelholte. Ligt de sonde zichtbaar in de keel en niet opgekruld;
- U kunt ook wat maaginhoud optrekken. Wanneer u een melkachtige substantie terug krijgt is dit goed. Wanneer u twijfelt, kunt u een pH meting doen. U trekt daarvoor enkele druppels maaginhoud op en druppelt deze op een pH-strip. Bij een pH-waarde onder de 5,5 kan worden aangenomen dat de sonde goed ligt. Hierna kan gestart worden met toedienen van sondevoeding. Bij een pH hoger dan 5,5 de controle na 30 min opnieuw uitvoeren. Wanneer de pH dan nog boven de 5,5 is geeft u geen voeding en kunt u contact op nemen met de verpleegkundige van de thuiszorg.
De pleister waarmee de sonde is vastgeplakt op de neus moet ongeveer eenmaal per drie dagen (of wanneer deze vies of verweekt is) verschoond worden, om te voorkomen dat de pleister loslaat en de sonde kan verschuiven. Let er bij het verwisselen van de sonde op dat de sonde op de plaats wordt gehouden.
Verstopte sonde
Een sonde kan verstoppen door:
- Het niet regelmatig of goed doorspuiten van de sonde met lauw water;
- Niet goed fijngemalen medicatie die via de sonde gegeven is;
- Te lange blootstelling aan de zon. De sonde kan hierdoor verharden.
- Is de sonde verstopt, neem dan contact op met de kinderthuiszorg. Gebeurt dit ’s nachts dan kunt u de volgende ochtend de kinderthuiszorg bellen.
Sociale problemen
Problemen kunnen ook meer op het sociale vlak liggen. Het slangetje naar de neus is zichtbaar en iets eten en drinken is niet altijd meer mogelijk of toegestaan. Dit betekent niet dat de normale bezigheden niet meer opgepakt kunnen worden. Het omgaan met de sonde en sondevoeding gaat over het algemeen steeds makkelijker. Schroom niet om deze zaken te bespreken met een deskundige.
Vergoeding en bestelling
Vanuit het ziekenhuis worden de benodigde voeding en materialen besteld. Deze worden vergoed door de zorgverzekeraar, wel zijn de kosten van uw verplichte eigen risico voor uw rekening.
Mogelijke problemen en oplossingen
Een aantal problemen die kunnen ontstaan met sondevoeding thuis kunt u zelf oplossen. Voor een aantal problemen moet u hulp inschakelen. Hieronder vindt u de meest voorkomende problemen en oplossingen op een rij.
Probleem
| Oorzaak
| Oplossing
|
De voeding loopt niet door
| De sonde is geknikt of verstopt
| Controleer de doorgankelijkheid van de sonde met water of lucht.
|
De sonde is verstopt
| Sonde is niet goed doorgespoten.
| Probeer de sonde voorzichtig door te spuiten.
|
| Er zit een knik in de sonde. Sonde is aan vervanging toe.
| Bel als het probleem niet zelf op te lossen is de Kinderthuiszorg om de sonde te vervangen
|
Irritatie van de neus
| Sonde zit te lang op dezelfde plaats of zit niet goed vastgeplakt.
| De sonde op een andere plek van de neus vastplakken. Eventueel de sonde in een ander neusgat laten inbrengen.
|
Aanhoudende prikkelhoest Benauwdheid
| De sonde is verschoven en mogelijk in de luchtpijp terecht gekomen.
| Stop onmiddellijk de toediening van de voeding. Verwijder de sonde. Neem contact op met de (huis)arts of Kinderthuiszorgteam.
|
De sonde komt eruit via de mond of zit opgekruld achter in de keel
| Veel hoesten of spugen.
| Stop de toediening van sondevoeding onmiddellijk. Verwijder de sonde via de neus
|
Misselijkheid
| Voeding te snel ingelopen. Te veel voeding gegeven. Voedingen te snel achter elkaar. Veel lucht in de maag. Sonde zit te diep of te ondiep.
| Controleer ligging van de sonde. Eventuele lucht verwijderen met de spuit. Voeding langzamer laten inlopen.
|