U ontvangt deze informatie, omdat u mogelijk klachten heeft door uw medicatiegebruik. Uw arts heeft u hiervoor doorverwezen naar de polikliniek van de allergoloog. In deze informatie leest u meer over de verschillende oorzaken van reacties op geneesmiddelen. Ook kunt u meer lezen over onderzoek dat u kunt krijgen naar mogelijke allergieën. Als u vragen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Onze contactgegevens vindt u op de website www.reinierdegraaf.nl. Overgevoelig voor een geneesmiddel
Een geneesmiddel slikt u om beter van te worden. Helaas heeft een medicijn niet altijd alleen maar goede effecten. Soms krijgen mensen ook klachten na het slikken van medicijnen. Als u een nadelig effect door het gebruik van medicatie ondervindt, kan dat een veelheid aan oorzaken hebben.
De nadelige effecten die kunnen optreden verdelen we onder in twee belangrijke typen: type A en type B.
Type A-reactie
Een type A-
reactie is een
reactie als gevolg van een bijwerking van het medicijn. Het lukt helaas niet altijd om een medicijn zo te maken dat het alleen doet waarvoor het bedoeld is. Onder type A-bijwerkingen vallen de volgende reacties:
- een overdreven reactie, zoals een te lage bloeddruk bij gebruik van bloeddrukverlagende medicijnen of darmbloeding bij gebruik van antistolling;
- een ongewenste reactie als darmverstopping bij gebruik van morfine of diarree na antibioticagebruik;
- een nadelig effect als gevolg van een interactie tussen twee geneesmiddelen, zoals een verminderde nierfunctie bij gebruik van plastabletten en lithium (of aspirine).
Type B-reactie
Een type B-
reactie is een
reactie die niet te voorspellen is op basis van de werking. Deze reacties kunnen al bij inname van heel kleine hoeveelheden van het medicijn optreden. Type B-reacties zijn zeldzamer dan type A-reacties en geven in vergelijking met type A-reacties vaker ernstige reacties. Onder type B-reacties vallen:
- bijwerkingen die ontstaan omdat patiënten een aangeboren of verworven stoornis hebben van een enzym dat betrokken is bij de afbraak of omzetting van het medicijn in andere stoffen;
- een niet-allergische overgevoeligheid, ook wel intolerantie genoemd. Het meest bekende voorbeeld is een NSAID-intolerantie. Mensen met NSAID-intolerantie krijgen galbulten of astma na inname van NSAID’s zoals ibuprofen of diclofenac.
Wat is geneesmiddelenallergie?
Geneesmiddelenallergie wordt veroorzaakt door een overgevoeligheid voor medicijnen. Over het algemeen reageren niet veel mensen allergisch op medicatie. Wanneer dit wel gebeurt, kan dit ernstig zijn. Het afweersysteem kent sommige stoffen die in de medicatie zit niet. Hierdoor kan een allergische
reactie ontstaan. Een geneesmiddelenallergie kan ernstig zijn. Wanneer een allergische
reactie optreedt, kunt u het beste
contact opnemen met uw huisarts.
Welke soorten geneesmiddelenallergieën zijn er?
Bij een allergie voor een geneesmiddel maakt het lichaam afweerstoffen tegen het medicijn of reageren cellen betrokken bij de afweer specifiek op het geneesmiddel.
Er bestaan vier vormen van allergie:
Type I-allergie
Hierbij maakt het lichaam zogeheten allergische antistoffen aan die zorgen voor een heftige reactie op het geneesmiddel. De reactie treedt vaak op binnen een paar minuten en bijna nooit later dan een uur na inname. Typische klachten voor deze reactie zijn galbulten/netelroos, zwellingen, prikkelingen in de mond en keelholte, verstopte neus, loopneus, rode geprikkelde ogen, buikkrampen, misselijkheid, braken en diarree. Anafylaxie is de meest ernstige vorm van allergische reactie; hiervan is sprake als u buiten kennis dreigt te raken door daling van de bloeddruk. Ook kunt u dreigen te stikken door zwelling van de keel, slap worden en heftig braken.
Een type II reactie
Hierbij maakt het lichaam ook antistoffen aan tegen een medicijn, maar van een andere soort dan bij een type
I-
reactie. Medicijnen kunnen zich hechten aan het oppervlak van bijvoorbeeld bloedcellen of aan huidcellen. Het lichaam herkent deze bloedcellen en huidcellen dan als lichaamsvreemd en start een afweerreactie. Als gevolg hiervan kunnen bijvoorbeeld bloedplaatjes worden afgebroken, waardoor de bloedstolling verstoord raakt. Ook kan de opperhuid loslaten, met als gevolg blaarvorming.
Een type III-reactie
Hierbij hechten de antistoffen zich aan medicatie in de bloedbaan en vormen zogeheten complexen. Deze complexen kunnen neerslaan in kleine bloedvaten in de nieren, longen of huid. Hierdoor kunt u koorts, gewrichtspijn, ontstekingsplekken in de huid of bloeduitstortingen krijgen.
Een type IV-reactie
Deze
reactie noemen we ook wel vertraagd type allergie. Hierbij richten bepaalde cellen van het afweersysteem zich specifiek tegen het medicijn en veroorzaken een ontsteking. Deze
reactie komt langzamer op gang dan bij typen
I,
II en
III. Reacties komen meestal pas na een paar dagen en veroorzaken een groot aantal verschillende huidreacties. De huidreacties kunnen relatief onschuldig zijn, zoals eczeem. Het kan ook veel ernstiger vormen aannemen, zoals blaarziekten.
Is een reactie op een geneesmiddel gevaarlijk?
De meeste reacties zijn vrij onschuldig. Er zijn echter reacties op geneesmiddelen die heel gevaarlijk en soms levensbedreigend zijn. Een ernstige
reactie hoeft niet per se te wijzen op een allergie. Iemand die bepaalde pijnstillers slikt (NSAID’s), kan hiervan milde klachten krijgen, zoals blauwe plekken. Dit komt omdat dit type pijnstiller niet alleen heel effectief is tegen pijn, maar ook een effect heeft op de bloedstolling. De bloeding kan echter ook optreden in de maag en dat kan wel gevaarlijk zijn. Bekende gevaarlijke allergische reacties zijn de acute shockreacties op bijvoorbeeld antibiotica. Hierbij kunnen klachten optreden als galbulten, misselijkheid, braken, ademhalingsproblemen en verlaagde bloeddruk.
Onderzoek naar geneesmiddelenallergie
Omdat allergietesten niet altijd mogelijk of zinvol zijn of betrouwbare resultaten opleveren, kijken wij eerst of er een veilig alternatief is voor het verdachte medicijn. Of en welke allergietesten zinvol zijn, bepalen wij aan de hand van uw verhaal en de informatie van uw arts.
Om tot een goede diagnose te kunnen komen, zijn de antwoorden op de volgende vragen van belang:
- Welke medicatie gebruikte u ten tijde van de reactie (ook medicatie die niet door een arts werd voorgeschreven, zoals vitaminetabletten)?
- Welke klachten kreeg u precies en in welke volgorde?
- Hoe snel waren de klachten weer over toen u met het medicijn stopte?
- Hoeveel tijd zat er tussen het innemen van de medicatie en het begin van de klachten?
- Kreeg u de klachten al bij de eerste keer dat u het medicijn innam of nadat u het al een aantal keren had genomen? Of begonnen de klachten nadat u het middel al een paar dagen had gestopt?
- Had u het geneesmiddel al eens eerder gebruikt?
- Voor welke ziekte of klacht kreeg u het medicijn voorgeschreven? (Het kan namelijk zijn dat niet het medicijn, maar de ziekte zelf de reactie veroorzaakt.)
- Lijdt u nog aan (een) andere ziekte(n)?
- Als u huidklachten had, kan een foto heel behulpzaam zijn of een gedetailleerde omschrijving van de arts die de reactie heeft waargenomen.
Omdat bovengenoemde gegevens vaak niet verzameld zijn op het moment dat de nadelige
reactie plaatsvond, ontbreekt het op het moment dat iemand is doorverwezen voor een geneesmiddelenallergie vaak aan de juiste gegevens. Het kan dan erg lastig zijn om de juiste diagnose te stellen.
Huidtesten
Er zijn drie soorten huidtesten die wij bij een verdenking op een allergie kunnen uitvoeren:
- De huidpriktest: hierbij brengen wij een druppel vloeistof met hierin het geneesmiddel op de huid aan. Vervolgens geven wij met een naaldje een prikje op deze plek.
- De intracutane huidtest: hierbij spuiten wij het geneesmiddel in de huid. Vaak spuiten wij achtereenvolgens steeds sterkere concentraties in.
- De plakproef of epicutane huidtest. Hierbij plakken wij het medicijn met een speciale pleister op uw rug. Na twee dagen verwijderen wij de pleister en kijken wij of een reactie is ontstaan. Na drie, vier en soms zeven dagen kijken wij opnieuw.
- De huidpriktest en intracutane test zijn vooral geschikt om een type I- allergie uit te zoeken; de plakproef gebruiken wij bij verdenking op een type IV-allergie.
Bloedonderzoek (RAST)
Bij bloedonderzoek kijken wij of er allergische antistoffen aantoonbaar zijn specifiek gericht tegen het geneesmiddel. Deze antistofbepaling is alleen zinvol bij verdenking op een allergische
reactie type
I en is slechts voor een zeer beperkt aantal geneesmiddelen beschikbaar.
Provocaties
Huidtesten en bloedtesten hebben vaak een beperkte betrouwbaarheid.
Als er een sterk vermoeden bestaat op een overgevoeligheid, maar de testuitslag is negatief of wij kunnen geen huidtest en/of RAST doen, dan kunnen wij soms een provocatie uitvoeren met het geneesmiddel. Bij deze test geven wij u in een aantal stappen een toenemende hoeveelheid van het medicijn. De hoogste dosering is vaak de dosering die u ook bij een behandeling krijgt voorgeschreven. Omdat een provocatie kan leiden tot klachten, doen wij dit alleen onder supervisie van een arts.
Provocaties kunnen wij lang niet altijd doen. Bijvoorbeeld als het risico op een ernstige
reactie tijdens de provocatie groot is, als de tijdsduur tussen begin van inname en optreden van klachten meer dan een dag was of als het verdachte medicijn een middel is wat bij de narcose wordt gebruikt. Soms kiezen wij ervoor om niet het verdachte medicijn te testen, maar een alternatief uit dezelfde groep waartoe het verdachte medicijn behoort. Zo kunnen wij nagaan of dit alternatief veilig is.
U heeft een geneesmiddelallergie, wat nu?
Als de arts bij u een allergie of een bijwerking heeft vastgesteld, is over het algemeen het advies om dit middel in de toekomst te vermijden. Soms mag u niet alleen het medicijn waar u allergisch voor bent niet meer innemen, maar moet u ook alle medicijnen die aan dit middel verwant zijn vermijden. Uw arts bespreekt dit met u.
Als het medicijn belangrijk voor u is en er zijn geen goede alternatieven, dan kan het medicijn soms toch gegeven worden afhankelijk van de ernst en het type
reactie van dit medicijn. Samen met het medicijn geven wij dan beschermende medicijnen die een
reactie onderdrukken. Ook proberen wij u soms tijdelijk ongevoelig te maken voor het medicijn. Dit heet desensitisatie. Bij deze behandeling krijgt u in toenemende dosering het middel toegediend tot u de dosis bereikt die nodig is om uw ziekte te behandelen. Deze behandeling wordt altijd uitgevoerd onder supervisie van een arts.
Als is vastgesteld dat u geen ernstige bijwerking had of een overgevoeligheidsreactie, bespreekt de arts met u of u het middel weer kunt gaan gebruiken en onder welke voorwaarden.
Tips
Als bij u een geneesmiddelovergevoeligheid is vastgesteld, geef dit dan door aan uw apotheek en aan al uw behandelend artsen. Draag ook altijd een medisch paspoort bij u of een SOS-hanger waarin deze informatie vermeld staat. Neem op vakantie een brief mee in het Engels of de landstaal waarin uw overgevoeligheid vermeld staat.