U ontvangt deze informatie, omdat bij u tijdens het onderzoek een verzakking van de baarmoeder is geconstateerd. In deze informatie leest u alles over de behandeling.
Wat voor verzakking heeft u?
De organen in het bekken (de blaas, de baarmoeder en de endeldarm) worden op hun plaats gehouden door spieren, banden en steunweefsels. Deze weefsels kunnen door verschillende oorzaken beschadigen of hun kracht en soepelheid verliezen. Als dit gebeurt, kunnen de organen geleidelijk gaan zakken. Dit kan zelfs voorbij de opening van de vagina gaan. We spreken dan van een verzakking of prolaps.
| |
Figuur 1. Normale anatomie | Figuur 2. Verzakking van de baarmoeder |
Wat is een Manchester Fothergill operatie?
Tijdens deze operatie worden de uitgezakte baarmoeder, die u soms als een bol in de opening van de schede ziet en voelt uitpuilen, op de plaats teruggebracht. De gynaecoloog voert deze operatie uit via de vagina. De baarmoeder blijft bij deze operatie behouden, wel wordt een deel van de baarmoedermond verwijderd. De gynaecoloog maakt aan de voorzijde in de middenlijn een snede om zo de blaas los te halen van de baarmoedermond, hierna kan een deel van de baarmoedermond verwijderd worden. Vervolgens worden de banden waaraan de baarmoeder hangt naar elkaar toe gehecht en ingekort. Zo komt de baarmoeder weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen.
Deze ingreep wordt vaak gecombineerd met het ondersteunen van de blaas met hechtingen. Deze hechtingen lossen op en ter plaatse zal u enig littekenweefsel maken, dat bijdraagt aan de nieuwe ondersteuning van de blaas. Daarna wordt een stukje vaginawand, die ook te wijd geworden is weggenomen. De vaginawand wordt vervolgens over de blaas gehecht. De blaas (verzakking) wordt zo ondersteund.
| Duur van de operatie: Een Manchester Fothergill (vaak in combinatie met voorwandplastiek) ongeveer een tot anderhalf uur.
|
Figuur 3. Manchester Fothergill operatie
| |
Waarom een Manchester Fothergill operatie?
De gynaecoloog heeft met u de verschillende behandelingsmogelijkheden besproken en daarna heeft u samen gekozen voor een operatie. Deze keuze hangt vaak af van de ernst van de hinder die u ondervindt, de onderzoeksbevindingen en uw afweging tussen de behandelingsmogelijkheden.
Hoe succesvol is deze operatie?
De meeste vrouwen zijn er opgelucht en tevreden na deze operatie. In de loop der tijd komen in 5-10 % van de vrouwen die geopereerd zijn weer verzakkingsklachten terug. Er zal dan opnieuw gekeken worden of en hoe deze behandeld zullen gaan worden.
Wat zijn de risico’s van deze operatie?
Bij een verzakkingsoperatie komen zelden complicaties voor. Desondanks kunnen er complicaties optreden.
- Beschadiging van de blaas
Zeer zelden wordt de blaas, bij het losmaken van de omliggende weefsels, beschadigd. Er ontstaat dan een gaatje in de blaas. Dit wordt tijdens de operatie weer hersteld. De opnameduur kan soms wat langer worden door de beschadiging en u zult langer een blaaskatheter moeten gebruiken. - Nabloeding
Een nabloeding is een vrij zeldzame complicatie bij een verzakkingsoperatie. Vaak voldoet het om (opnieuw) een tampon in de vagina te brengen. Soms is een tweede operatie noodzakelijk. - Blaasontsteking
Een blaasontsteking is een veel voorkomend probleem na een verzakkingsoperatie. Als het nodig is, krijgt u een antibioticum. Een blaasontsteking is daarmee goed te behandelen. - Problemen met het op gang komen van het plassen
Dit komt door de veranderde positie van de blaas en de plasbuis en soms omdat u wat pijn heeft en de bekkenbodem daardoor gespannen is. Als u niet goed kunt plassen of de blaas niet voldoende kunt leeg plassen, leert u zichzelf te katheteriseren of krijgt u voor een wat langere tijd opnieuw een katheter. Vrijwel altijd zijn deze problemen met plassen van tijdelijke aard. - Urine-incontinentie
Door de veranderde positie van de blaas (vooral na herstel van grote verzakkingen) kan het voorkomen dat u ongewenst urine verliest. Dit is niet altijd goed te voorspellen. Mocht dit bij u optreden, realiseert u zich dan dat de afsluiting van de plasbuis al niet goed was, maar door de grote verzakkingsbal werd dichtgedrukt en het urineverlies nu ‘ontmaskerd’ wordt. Het is dus geen complicatie van de operatie en meestal goed te herstellen door een kleine ingreep of bekkenbodemtraining. - Seksuele problemen
Verzakking kan seksuele problemen opleveren. Na herstel van de verzakking is dit vaak beter. Door de operatie kan littekenweefsel optreden dat vooral in de eerste periode na de operatie gevoelig kan zijn. Over het algemeen kan gemeenschap juist vaak daarna weer prettiger verlopen. Wel wordt sterk aanbevolen om de eerste zes weken na de operatie geen seksuele gemeenschap te hebben om de vaginawond de kans te geven te genezen. Mocht u daarna nog seksuele problemen ervaren na de ingreep, aarzel dan niet om een afspraak met de gynaecoloog te maken om hierover te praten. Deze problemen kunnen vaak verholpen worden. - Afsluiting baarmoeder
Omdat de baarmoedermond deels verwijderd wordt, kan soms de opening van de baarmoeder naar de vagina dichtgaan door littekenvorming. Als u nog menstrueert, hoopt het bloed zich dan in de baarmoeder op, dit kan pijn geven. De baarmoedermond kan vaak makkelijk geopend worden een enkele keer moet dit onder narcose plaatsvinden.
Welke voorbereidingen zijn er nodig voor de operatie?
- Wanneer u medicijnen gebruikt die de bloedstolling beïnvloeden, zoals b.v. Ascal, Sintrom of Marcoumar, geeft u dit dan door aan uw behandelend arts. Om bloedingen te voorkomen moet er tijdig met sommige medicijnen gestopt worden. Stop nooit uw medicijnen zonder overleg met uw arts.
- Bent u overgevoelig voor bepaalde geneesmiddelen, latex of jodium, of antibiotica ? Het is noodzakelijk dat u dit vóór de operatie meldt aan uw behandelend arts.
- Er wordt een afspraak met de anesthesist op het poliklinisch pre-operatieve spreekuur (POS)gemaakt. Hier zal met u uw medicatie worden doorgenomen en ook de manier van verdoving tijdens de ingreep. Meestal is zowel algehele verdoving (narcose) als plaatselijke verdoving (ruggenprik) mogelijk. In zijn algemeenheid wordt voor een verzakkingsoperatie een ruggenprik aanbevolen.
- Bureau opname belt u drie dagen voor de dag van opname op om het tijdstip van opname door te geven. Zij melden u ook vanaf welk tijdsstip u niet meer mag eten en drinken. (zie folder “nuchter beleid “, welke u krijgt van de anesthesist.
- Op de afdeling bereidt de verpleegkundige u voor op de operatie (operatiekleding wordt u gegeven). Soms krijgt u een kalmerend middel op de verpleegafdeling.
- In een bed wordt u naar de operatieafdeling gebracht. Vlak voor de operatie ontmoet u de gynaecoloog die u opereert. De gynaecoloog neemt de ingreep dan nog een keer kort met u en het hele operatieteam door.
- Hierna zal de anesthesist de afgesproken verdoving toedienen. Meestal is zowel algehele verdoving (narcose) als plaatselijke verdoving (ruggenprik) mogelijk. In zijn algemeenheid wordt voor een verzakkingsoperatie een ruggenprik aanbevolen.
Wat gebeurt er na de operatie?
Na de operatie krijgt u een tampon in de vagina, dit is een lang gaas dat eventuele kleine bloedingen zal stoppen. De verpleegkundige verwijdert dit gaas meestal een dag na de operatie. Door deze tampon wordt de plasbuis afgesloten, vandaar dat u ook een blaaskatheter krijgt. Ook deze zal de dag na de operatie verwijderd worden. Na het verwijderen zal worden gecontroleerd of u goed kunt uitplassen. Dit gebeurt soms minder goed als
reactie op de operatie en gaat vaak met geduld vanzelf weer beter. De controle wordt gedaan met een echo. Als u niet goed uit plast, wordt u aangeleerd zelf de blaas leeg te maken met een
katheter of als dat u niet lukt, krijgt u soms opnieuw een
katheter voor enkele dagen.
De onderbuik en vagina kunnen de eerste dagen gevoelig zijn. Daarvoor kunt u pijnstillers krijgen.
Enkele dagen na de operatie komt de ontlasting meestal vanzelf weer op gang. Voor de operatie krijgt u van uw behandelend arts een recept met medicijnen om de ontlasting voor en rondom de operatie te vergemakkelijken. Van de operatiewond heeft u weinig last bij de ontlasting. Wel is het beter om persen en heftig hoesten te vermijden.
Tijdens uw verblijf in het ziekenhuis krijgt u injecties in buik of bovenbeen om
trombose te voorkomen.
Uw gynaecoloog komt na de operatie op de afdeling bij u langs voor uitleg over het verloop van de ingreep.
Naar huis en wat dan?
Als u verder geheel gezond bent, en er treden geen problemen op bij de operatie dan verblijft u 1 nacht in het ziekenhuis en kunt u de dag na de operatie naar huis.
U krijgt een afspraak mee voor een controlebezoek bij uw behandelend gynaecoloog op de polikliniek, meestal zes weken na de operatie.
Adviezen voor thuis
De genezing en ontwikkeling van littekenweefsel (de nieuwe ondersteuning) heeft tijd nodig. Daarom is het belangrijk om rustig aan te doen.
Het is belangrijk om in de herstelperiode goed naar signalen van uw lichaam te luisteren en niet te snel veel te willen doen.
- Het is belangrijk dat u voldoende drinkt, anderhalf tot twee liter per dag.
- Zwaar tillen en zwaardere huishoudelijke bezigheden kunt u tot zes weken na de operatie beter uitstellen. Wel kunt u meestal na een week weer licht huishoudelijk werk doen, zoals koken en afwassen en dergelijke.
- Als u buitenshuis werkt, krijgt u over het algemeen het advies de eerste weken niet te werken. Bij lichamelijk zwaar werk is het verstandig nog iets langer te wachten met weer aan het werk te gaan. U kunt dit al voor de operatie met de gynaecoloog en uw bedrijfsarts bespreken.
- Het is niet verstandig om seksuele gemeenschap te hebben voordat u uw controleafspraak bij de gynaecoloog heeft gehad. Uw vaginawand kan namelijk beschadigd raken. Tijdens de controleafspraak kijkt de gynaecoloog of de vaginawand goed genezen is. Als dit het geval is, kunt u daarna weer gemeenschap hebben.
- In de weken na de operatie lossen de hechtingen in de schede uit zichzelf op. De hechtingen kunnen tot ruim zes weken na de operatie naar buiten komen.
- Tot ongeveer zes weken na de operatie kan het voorkomen dat u wat bloed verliest. Dit is normaal. Het wordt langzaam minder en gaat vaak over in bruinige of gelige afscheiding.
- Het kan zijn dat er opnieuw klachten ontstaan. De oorzaak van de verzakking (beschadigd steunweefsel, veel hoesten, persen bij ontlasting) kan namelijk niet altijd worden verholpen. Er bestaat geen behandeling die garandeert dat een verzakking definitief uitblijft. Als u denkt dat er sprake is van een nieuwe verzakking, aarzel dan niet om dit met de huisarts of gynaecoloog te bespreken.
Neem bij(een van) de volgende klachten contact op met de polikliniek gynaecologie:
- toenemende pijn
- aanhoudende koorts boven de 38 graden
- blaasontsteking: u moet vaak plassen en u heeft een branderig gevoel bij het plassen
- moeilijk kunnen plassen
- sterk ruikende abnormale afscheiding
- toenemend (helderrood) bloedverlies
- moeilijk kwijtraken van ontlasting
- wegblijven van de menstruatie in combinatie met buikpijn.
Vaginale zetpillen
Bent u in de
overgang of heeft u de
overgang al achter de rug? Dan kan de gynaecoloog u adviseren om voor en weer 2 weken na de operatie vaginale zetpillen of tabletten met vrouwelijke hormonen te gebruiken. Deze verbeteren de doorbloeding van de vagina, waardoor de vaginawand beter herstelt.
Uitstrijkje
Doordat het grootste deel van de baarmoedermond verwijderd is, is de kans op baarmoederhalskanker kleiner. Krijgt u voor het bevolkingsonderzoek een oproep voor een uitstrijkje? Dan kunt u dit het beste door een gynaecoloog laten doen.
Richtlijnen voor uw herstel
0-2 weken
- u mag niet zwaar tillen: niet meer dan 5 kg
- gebruik voor het vloeien een inlegkruisje of verbandje, geen tampon: dit is belangrijk om een infectie te voorkomen
- u kunt gerust douchen.
vanaf 4 weken
- u mag weer wat zwaarder (huishoudelijk) werk doen zoals stofzuigen, tillen van zware tassen of voorwerpen
- u mag weer werk doen waarbij u langer moet staan, strijken bijvoorbeeld
- als u zonder pijn over uw schouder kunt kijken en uw concentratievermogen weer normaal is, mag u weer fietsen en autorijden: bouw dit langzaam op.
na 6 weken
- u mag weer in bad
- u mag weer gemeenschap hebben en/of tampons gebruiken (u mag wel al eerder seksueel opgewonden raken en masturberen)
- u mag weer (buitenshuis) werken
- u mag in principe weer gewoon sporten
- als u geen bloederige afscheiding meer heeft, mag u ook weer zwemmen.
Wanneer mag ik weer autorijden?
Autorijden, maar ook het besturen van andere vervoersmiddelen mag u wettelijk gezien alleen als u weer goed hersteld bent. De gemiddelde herstelperiode kunt u vinden in het bovenstaand schema. De arts adviseert u gedurende deze periode niet zelf auto te rijden. Beoordeelt u zelf ook, binnen deze termijn en daarna, of u zich voldoende fit voelt. Als u niet voldoende bent hersteld en u rijdt auto, dan kan dit mogelijk gevolgen hebben voor uw verzekeringsdekking. Informeer bij uw verzekering hoe de regels zijn over het zelfstandig rijden na een medische behandeling.
Het Reinier de Graaf Gasthuis is een topklinisch opleidingsziekenhuis
Dit betekent dat er vanuit het ziekenhuis een bijdrage wordt geleverd aan wetenschappelijk onderzoek en aan de opleiding voor medisch specialisten. Dit betekend voor u dat u gevraagd zou kunnen worden om deel te nemen aan onderzoek. Deelname is geheel vrijwillig en zal uw keuze van deelname of niet zal uw behandeling niet beïnvloeden. Ook betekend dit dat u arts-assistenten en coassistenten zou kunnen ontmoeten en zij leveren een bijdrage in de zorg voor u, dit onder supervisie van uw behandeld gynaecoloog.
Contact
Polikliniek gynaecologie is doordeweeks bereikbaar van 08.30 – 16.30 uur op tel: 015 - 260 42 07.
U krijgt een bandje te horen die u helemaal dient af te luisteren.
Daarbuiten kunt u alleen bij SPOED contact opnemen met het algemene ziekenhuis nummer 015 - 260 30 60. Zij kunnen u doorverbinden met de arts assistent gynaecologie. Illustraties: IUGA.