Logo Reinier de Graaf ziekenhuis.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om dit document als PDF te downloaden.Download PDF
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Bloedafname
Oncologie

P40 - Bloedtransfusie voor volwassenen

P40 - Bloedtransfusie voor volwassenen

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door


Binnenkort ondergaat u een behandeling of ingreep, waarbij er een kans bestaat dat u bloed toegediend moet krijgen (een bloedtransfusie). In deze brief vindt u informatie over bloedtransfusie. Wanneer u nog vragen hebt, aarzelt u dan niet om deze aan uw arts voor te leggen.

Waarom een bloedtransfusie?

Ieder jaar ontvangen zo’n 80.000 mensen in Nederland een bloedtransfusie met rode bloedcellen, bloedplaatjes en/of plasma. Het betreft onder andere slachtoffers van ongevallen, patiënten die een (grote) operatie ondergaan en patiënten die voor kanker of (kwaadaardige) bloedziekten worden behandeld.

Bloedtransfusies worden door uw arts voorgeschreven als dat voor uw behandeling noodzakelijk is. Uw arts doet dit echter niet zonder uw toestemming (tenzij er sprake is van een acute situatie).
Om u te helpen een weloverwogen keuze te maken, zal uw arts u vooraf duidelijk inlichten over:

Hoe veilig is een bloedtransfusie?

De kans op schadelijke gevolgen van een bloedtransfusie is klein maar niet geheel uitgesloten. Om bloedtransfusies zo veilig mogelijk te maken, worden de volgende maatregelen genomen:
Wanneer blijkt dat het donorbloed mogelijk besmet is, wordt het vernietigd. Toch blijft er, ondanks alle voorzorgen, een zeer kleine kans bestaan op besmetting met een virus of een ander micro-organisme door de bloedtransfusie (zo is de kans dat een eenheid bloed besmet is met HIV kleiner dan één op een miljoen). Het kan zijn dat de bloeddonor nog maar kort geleden werd besmet. In zijn bloed kan de aanwezigheid van de ziekteverwekker dan nog niet worden aangetoond. Ook is het mogelijk dat de hoeveelheid virus in het bloed zo gering is, dat het niet kan worden aangetoond met een bloedtest.  

Daarnaast is het mogelijk dat het ten tijde van de bloedtransfusie nog niet duidelijk is dat het bloed besmet is met een (langzaam groeiende) bacterie. Dit geldt met name voor bloedplaatjes die vanwege hun korte houdbaarheid binnen zeven dagen na de donatie worden toegediend.

Tevens kan het gebeuren dat er micro-organismen in het bloed zitten die we nog niet kennen of waarop niet getest wordt. Ook zijn er aandoeningen, zoals de variant ziekte van Creutzfeldt-Jakob, die mogelijk via transfusie kunnen worden overgedragen en waarvoor nog geen test bestaat.

Juiste match

Het is belangrijk dat het bloed dat iemand toegediend krijgt bij hem of haar ‘past’. Daarom nemen wij bloed bij u af om uw bloedgroep en rhesusfactor vast te stellen en om te onderzoeken of er afweerstoffen tegen bloedcellen in uw bloed aanwezig zijn. Deze stoffen kunnen gevormd zijn na een zwangerschap of vroegere bloedtransfusie. Als dat het geval is, kan het langer duren voor er ‘passend’ bloed voor u wordt gevonden. Ook raadpleegt het transfusielaboratorium een landelijk registratiesysteemsysteem om te zien of er ooit eerder bij u afweerstoffen zijn gevonden.

Het is belangrijk dat er geen verwisselingen optreden. Uw zorgverlener dient u daarom bij alle stappen te vragen naar uw volledige naam en uw geboortedatum. Ten slotte zal de verpleegkundige vlak voordat u een bloedtransfusie krijgt nogmaals controleren of het bloedproduct inderdaad voor u bestemd is.

Bijwerkingen van de bloedtransfusie

Hoewel de risico’s van een bloedtransfusie tot een minimum worden beperkt kunnen deze (ook bij een transfusie met uw eigen bloed) niet helemaal worden uitgesloten. Bij patiënten kan tijdens of na een bloedtransfusie een allergische reactie optreden. Zo’n reactie is te herkennen aan koorts, rillingen, galbulten, jeuk of een rode huid. Dit kan vaak eenvoudig met medicijnen worden behandeld.

Soms vormen patiënten na een bloedtransfusie afweerstoffen tegen de bloedcellen van sommige donors. Deze afweerstoffen kunnen bij een vervolgtransfusie een reactie geven met het donorbloed, waarbij uw lichaam het donorbloed afbreekt. Dit kan voorkomen worden door passend donorbloed te selecteren. Mochten zich afweerstoffen bij u hebben gevormd, dan krijgt u een transfusiekaartje met daarop de vermelding van dit gegeven. Dit kaartje moet u bij volgende bloedtransfusies altijd aan uw arts tonen. Omdat de mogelijkheid bestaat dat deze afweerstoffen na verloop van tijd niet meer aantoonbaar zijn, worden de gegevens over deze afweerstoffen meestal opgeslagen in een landelijk datasysteem. Bij een volgende transfusie kan het transfusielaboratorium van het ziekenhuis waar u op dat moment wordt behandeld, het landelijke datasysteem raadplegen en zo goed mogelijk passend bloed voor u uitzoeken. Als u bezwaar hebt tegen de registratie van uw gegevens in dit landelijke registratiesysteem, kunt u dit bij uw arts aangeven. Het ziekenhuis zal uw bezwaar in het dossier vastleggen.

Kunt u een bloedtransfusie weigeren?

Ja, dat kunt u. Bedenkt u daarbij wel dat er niet altijd andere mogelijkheden zijn. Bloedtransfusies zijn vaak levensreddend. Sommige operaties of behandelingen kunnen zelfs niet worden uitgevoerd zonder bloedtransfusie. Een bloedtransfusie weigeren betekent soms een groter risico voor uw gezondheid dan een bloedtransfusie ontvangen.

Bespreek uw twijfels over de bloedtransfusie tijdig met de arts die u behandelt.

Een transfusie met uw eigen bloed

Heel af en toe komt het voor dat de bloedbank geen of onvoldoende donors heeft die passend bloed voor u hebben. In zo’n geval kan het benodigde bloed, als u dat wilt, misschien uw eigen (autoloog) bloed zijn. Dit heet een autologe bloeddonatie. Er zijn wel bepaalde voorwaarden waaraan u moet voldoen om voor een autologe bloeddonatie in aanmerking te komen. Er mogen bijvoorbeeld geen medische bezwaren tegen bloedafname zijn.

Meer informatie over een autologe bloeddonatie kunt u lezen in de folder ‘Bloed geven voor jezelf’.

Het is ook mogelijk om in het ziekenhuis, vlak voor de operatie of vlak vóór of tijdens de narcose, bloed af te laten nemen. Het tekort aan bloed in uw lichaam wordt meteen aangevuld met een infusievloeistof. Rond de operatie krijgt u het bloed weer toegediend. Ten slotte is het bij sommige operaties met veel bloedverlies, zoals bij vaatoperaties, mogelijk dat het bloed dat uit de wond komt met een speciaal apparaat wordt opgevangen en geschikt gemaakt om terug te geven.

U kunt met uw behandelend arts of anesthesioloog overleggen of u in aanmerking komt voor één van deze methoden.

Kunt u na een bloedtransfusie zelf bloeddonor worden of blijven?

Nee, na een transfusie met donorbloed kunt u geen bloeddonor worden of blijven. Dit heeft te maken met een voorzorgsmaatregel om een zogenaamde 'besmettingsketen tussen mensen' voor de variant ziekte van Creutzfeldt-Jakob (een zeldzame hersenziekte) te voorkomen. Meer informatie kunt u vinden op www.sanquin.nl/bloed-geven/kan-ik-bloeddonor-worden/creutzfeldt-jakob/.

Meer weten?

In deze folder hebben wij u het een en ander uitgelegd over bloedtransfusie. Mocht u na het lezen nog vragen of opmerkingen hebben, legt u deze dan gerust voor aan uw behandelend arts.

Deze informatie is opgesteld door:
Sanquin
Telefoon 088-7308610
www.sanquin.nl
versie: 13032023


Foldernummer: 0955
Laatst bijgewerkt op: 26-06-2024


Deze website maakt gebruik van cookies. Lees onze cookieverklaring .
Gezien