Logo Reinier de Graaf ziekenhuis.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om dit document als PDF te downloaden.Download PDF
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Oncologie

Behandeling met bisfosfaat APD

Behandeling met bisfosfaat APD

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door
U ontvangt deze informatie, omdat u een behandeling met het bisfosfaat APD krijgt. Bisfosfonaten gebruiken we bij botontkalking en bij een te hoge hoeveelheid calcium in het bloed als gevolg van een kwaadaardige aandoening. U leest hierin hoe en wanneer u APD mag gebruiken en wat de mogelijke bijwerkingen zijn. U kunt uiteraard altijd contact met ons opnemen als u aanvullende vragen heeft.

Wanneer wordt APD gebruikt?

Wij gebruiken APD om de botafbraak in uw lichaam stop te zetten. De stof is werkzaam op de botdichtheid van uw skelet. APD versterkt als het ware de botdichtheid. Daardoor hebben tumorcellen, die op enkele plaatsen al veranderingen aan de botstructuur hebben veroorzaakt, minder vat op het nog niet aangetaste bot. Pijnklachten als gevolg van skeletschade nemen daardoor af en verdere schade aan het skelet blijft beperkt.

APD wordt ook gebruikt om de hoeveelheid calcium in het bloed te verlagen als het calciumgehalte te hoog is door de aanwezigheid van een tumor. Tumoren kunnen de normale botomvorming zodanig versnellen, dat de vrijstelling van calcium uit het bot omhoog gaat. Deze aandoening noemen we tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (een te hoog gehalte aan calcium in het bloed).

Wat u moet weten voor toediening

Wanneer mag u APD niet gebruiken?
U mag APD niet gebruiken als u een allergische reactie heeft gehad na het gebruik van APD of een ander bisfosfonaat (de groep waartoe APD behoort).

Vraag uw arts of u APD mag gebruiken als u:

Het gebruik tijdens zwangerschap

Als u tijdens de behandeling met APD zwanger wordt of wilt worden, moet u uw arts informeren. Uw arts bepaalt dan of u in uw geval APD mag gebruiken.

Het gebruik tijdens borstvoeding

Het werkzame bestanddeel van APD gaat over in de moedermelk. Tijdens de behandeling met APD raden wij het geven van borstvoeding af.

Het gebruik bij oudere personen

Oudere patiënten kunnen APD gebruiken, mits zij geen ernstige hart- of nieraandoening hebben.

Het gebruik bij kinderen

De werkzaamheid en veiligheid van APD bij kinderen zijn nog niet vastgesteld.

Invloed op de rijvaardigheid en bediening van machines

APD kan bij sommige patiënten, vooral direct na de infusie, slaperigheid of duizeligheid veroorzaken. Wanneer u dit overkomt, dient u af te zien van het besturen van voertuigen, het bedienen van machines en andere bezigheden waarbij uw volle aandacht nodig is.

De wisselwerking met andere geneesmiddelen

Voordat u een ander geneesmiddel (inclusief oog- of neusdruppels) gaat gebruiken naast APD, moet u dit met uw arts of apotheker overleggen. Het kan zijn dat de dosering aangepast moet worden of dat u het gebruik van een geneesmiddel moet staken. Dit geldt zowel voor geneesmiddelen die op recept verkrijgbaar zijn als voor geneesmiddelen zonder recept. In het bijzonder voor:

De toediening van APD

Hoe en waar krijgt u APD toegediend?
APD krijgt u door middel van een infuus langzaam in een ader toegediend. Dit doen wij in ons ziekenhuis.

Hoeveel APD?

U krijgt het infuus, afhankelijk van de dosering, in één tot enkele uren toegediend.

Hoelang moet u APD gebruiken?

De arts beslist hoeveel en wanneer u de infusies nodig heeft.

Mogelijke bijwerkingen

Behalve de gewenste effecten, kan een geneesmiddel ook ongewenste reacties (bijwerkingen) veroorzaken. Bijwerkingen hoeven niet bij iedereen op te treden. Sommige bijwerkingen verdwijnen nadat het lichaam aan het middel is gewend.

Gewoonlijk is er geen noodzaak om de arts te waarschuwen bij de volgende bijwerkingen, tenzij deze langer dan een paar dagen aanhouden of erg hinderlijk zijn.

Meest voorkomend

De meest voorkomende bijwerkingen zijn: kortdurende koorts en een griepachtig gevoel, dat gepaard gaat met rillingen en een algemeen gevoel van onwel zijn. Klachten van spierpijn en algehele malaise, soms gepaard gaande met vermoeidheid en blozen, treden vaak de dag na het infuus op.

Minder vaak voorkomend

Minder vaak komen voor: een reactie op de infuusplaats, spierpijn, misselijkheid en braken, hoofdpijn.

Zelden voorkomend

Zelden komen voor: spierkrampen, buikpijn, maag- en darmstoornissen, misselijkheid en braken, obstipatie, diarree, verminderde eetlust, hoofdpijn, duizeligheid, slaperigheid, vermoeidheid, verwardheid, agitatie en oogirritatie. Deze klachten verdwijnen binnen enkele uren.

Overige bijwerkingen

Mogelijk kan ook smaakverandering of -verlies optreden. Bij enkele patiënten zijn allergische reacties opgetreden, zoals bemoeilijkte ademhaling, zwelling van de lippen en tong en een plotselinge daling van de bloeddruk. Bij sommige patiënten kunnen ook andere bijwerkingen optreden. Waarschuw uw arts als u last heeft van een bijwerking die niet in deze patiënteninformatie staat.

Contact

Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met de polikliniek Oncologie. De polikliniek is op werkdagen tussen 8.00 en 16.30 uur telefonisch te bereiken via 015 - 260 40 80. Meer informatie en onze contactgegevens vindt u op onze website www.reinierdegraaf.nl.


Foldernummer: 0597
Laatst bijgewerkt op: 11-12-2023




Gerelateerde informatie:

Deze website maakt gebruik van cookies. Lees onze cookieverklaring .
Gezien