Huisdieren zijn niet weg te denken uit ons bestaan. Maar hoe leuk en gezellig ze ook kunnen zijn, voor sommige mensen zijn ze een bron van gezondheidsproblemen. We hebben het over mensen met een allergie voor dieren. In deze folder vindt u informatie over wat een allergie precies is, hoe iemand allergisch kan worden voor dieren en hoe de klachten het beste te bestrijden zijn.
Wat is een allergie?
Een allergie is een verkeerd gerichte
reactie van het afweersysteem. Normaal gesproken richt het afweersysteem zich op ziekteverwekkende virussen en bacteriën, maar soms richt het zich op onschadelijke stoffen in onze dagelijkse leefomgeving. Dat kan leiden tot allergische klachten. Allergische reacties worden veroorzaakt door allergenen. Een allergeen is een onderdeel van een natuurlijke of kunstmatige stof, dat een allergische
reactie kan veroorzaken. Huisdierallergie wordt veroorzaakt door inhalatieallergenen. Dit zijn allergenen die worden verspreid via de lucht. Ze komen bijvoorbeeld uit stuifmeel van boompollen en graspollen, uitwerpselen van huisstofmijten en huidschilfers van dieren. Na inademing (inhalatie) van deze allergenen, gaan allergische antistoffen zich ermee verbinden. Er komen dan stoffen vrij die allergische klachten kunnen veroorzaken.
Klachten van huisdierallergie
Een allergie voor dieren wordt onder andere veroorzaakt door een
reactie op de huidschilfers (roos) van dieren. Dus niet door een
reactie op de haren, zoals vaak wordt gedacht. Wel is het zo dat aan de haren vaak ook huidschilfers zitten. Het allergeen komt ook uit het speeksel en de urine van huisdieren. Kattenbakken zijn dus een bron van allergenenverspreiding. Huisdieren likken graag aan je handen, zowel honden als katten. Dit alles geeft
contact met inhalatieallergenen.
Als iemand blootgesteld wordt aan dierlijke huidschilfers, dan komen de stoffen die de klachten veroorzaken snel vrij (binnen een paar minuten). Er ontstaan acute klachten, zoals niezen, jeuk in neus en ogen, loopneus en kortademigheid met piepen. Na een paar uur ontstaat er vaak ook een allergische ontsteking in het slijmvlies van de neus, het bindvlies van het oog en rond de luchtwegen. Hierdoor ontstaan langer aanhoudende klachten, zoals een verstopte neus, continu geprikkelde, rode ogen en overgevoelige luchtwegen. Soms komen daar ook algemene klachten bij, zoals futloosheid, hoofdpijn, lichte
spierpijn en een koortsig gevoel.
Bij continue blootstelling aan inhalatieallergenen, bijvoorbeeld als iemand zelf een hond in huis heeft, staan de chronische klachten op de voorgrond en vallen de acute klachten minder op. Het kan dan dat iemand niet meer in de gaten heeft dat de hond het probleem is van al zijn klachten. Als iemand geen direct
contact heeft met dieren, dan kan hij of zij toch klachten krijgen. Bijvoorbeeld als hij of zij beroepsmatig kleding reinigt of herstelt en via schilfers in die kleding dagelijks in
contact komt met huisdierallergenen. Een ander voorbeeld is een kind dat blootgesteld wordt aan schilfers die via de kleding van andere kinderen uit de schoolklas, die huisdieren hebben, worden meegenomen naar huis.
Diagnostiek van dierallergie
Huidtest
Bij de huidtest wordt op de binnenzijde van de onderarm een druppeltje vloeistof aangebracht waarin de allergenen zijn opgelost. Hierna wordt met een fijn naaldje door dit druppeltje heen in de huid geprikt. De uitslag van deze test is na een kwartier bekend. Als er een rood bultje ontstaat op de plek waar het druppeltje is aangebracht, dan is de test positief.
Bloedonderzoek (RAST-test)
Bij het bloedonderzoek wordt vastgesteld of er in het bloed van de patiënt antistoffen aanwezig zijn, specifiek gericht tegen huidschilfers van bepaalde dieren. De uitslag van deze test laat meestal enige dagen tot weken op zich wachten.
Interpretatie van de allergietest
Een positieve huidtest of bloedtest betekent niet automatisch dat de geteste patiënt ook allergisch is. Dat is pas het geval, als de uitslag van de test ook past bij de klachten van de patiënt.
Behandeling van huisdierallergie
Vermijden van contact met huisdieren
Bij een allergie is het altijd het beste om de allergeenbron te vermijden. In het geval van allergie voor een eigen huisdier is het daarom het beste om het dier uit huis doen. Hoewel dit vaak een zeer zware beslissing is voor zowel patiënt als familie, is het soms onvermijdelijk. Zeker als de patiënt ook astmaklachten heeft.
Adviezen om de kans op een allergische reactie zo klein mogelijk te maken
Compleet
contact vermijden met allergenen van huisdieren lukt vrijwel nooit. Ze zijn namelijk overal. Ze worden niet alleen aangetroffen in woningen met huisdieren, maar ook in hotels en openbare ruimten, zoals scholen, treinen, bioscopen en wachtkamers in ziekenhuizen. Ze komen daar via huidschilfers op de kleren van de huisdiereigenaren.
Tips om de kans op een allergische reactie zo klein mogelijk te maken:
- Schaf geen huisdier aan waarvoor u een aangetoonde allergie heeft.
- Als u dieren heeft, laat ze dan nooit in het slaapgedeelte van uw huis komen. Neem kleding die in contact is geweest met dieren niet mee naar uw slaapkamer.
- Neem gladde vloeren, zoals hout of zeil. Zo vermijdt u dat huidschilfers zich ophopen (zoals in vloerbedekking gebeurt). Het is bovendien makkelijker stofzuigen. En als het dier uit huis gaat door overlijden of uithuisplaatsing, bent u sneller van de huidschilfers verlost.
- Neem een gladde vloer bij voorkeur nat af, zodat het stof niet kan opdwarrelen.
- Als u op bezoek gaat bij iemand met een huisdier, neem dan een uur van tevoren medicijnen in tegen allergie.
- Vraag degene die u bezoekt om niet te stofzuigen direct vóór uw bezoek. Door stofzuigen dwarrelen de schilfers namelijk op en hierdoor kunt u meer klachten krijgen.
- Vraag huisdiereigenaren die op bezoek komen om vlak voor ze van huis gaan schone kleren aan te trekken. Haren op kleding van bezoek kunnen namelijk nog weken achterblijven in uw woning.
- Plaats kinderen met een allergie voor dieren bij voorkeur op een school met gladde vloeren.
Hypoallergene huisdieren bestaan niet!
In tegenstelling tot wat er op internet en door veel fokkers wordt beweerd, bestaan er géén hypoallergene katten of honden. Uit onderzoek blijkt dat álle honden en katten (onafhankelijk van type of ras) een allergische
reactie kunnen veroorzaken. De soort vacht, of zelfs haarloosheid, maakt daarbij niet uit. Dit is wetenschappelijk onderzocht. De allergenen zijn bij alle honden en katten aanwezig en bevinden zich in de klieren (traanklieren, speekselklieren, anaalklieren), de haarzakjes en zelfs in de urine. Ze komen via huidschilfers, haren, traanvocht, speeksel en urine in de lucht terecht. In woningen met zogenaamde hypoallergene dieren werd bij onderzoek net zoveel allergeen in het huisstof aangetroffen als in woningen met een ‘gewoon’ huisdier.
‘Hypoallergene’ huisdieren lijden door hun uiterlijk
Dieren zonder haar
Kale dieren worden vaak ten onrechte als hypoallergeen beschouwd. Het is belangrijk dat we ons realiseren dat dieren lijden door kaalheid. Een vacht beschermt namelijk tegen zon en kou. Kale dieren hebben deze bescherming niet. Een kale huid raakt snel beschadigd bij buitenspelen of spelen met soortgenoten. Vacht en snorharen zijn onmisbaar voor de waarneming van dieren en ze spelen een rol bij de communicatie met soortgenoten. Sommige kale katten hebben helemaal geen snorharen of hun snorharen breken gemakkelijk af. Kale honden en katten zijn als het ware deels blind en stom. Ze kunnen niet communiceren met hun omgeving, omdat ze de vacht missen. Ze lijden voor de onterechte claim ‘hypoallergeen’.
Dieren die niet of minder verharen
Wel of niet verharen wordt vaak in verband gebracht met meer of minder allergeen. Ten onrechte, er is namelijk aangetoond dat de mate van verharen geen invloed heeft op de hoeveelheid allergeen in de lucht in huis. Vachten die minder of helemaal niet verharen, vragen wel veel meer verzorging. Het ontklitten van zo’n vacht kostwekelijks uren werk, wat voor de hond in kwestie geen pretje is. Meerdere keren per jaar moet zo’n vacht helemaal geknipt worden. Dat betekent urenlang stilstaan in de trimsalon. Bij langharige honden hangt het lange haar vaak voor de ogen, wat het zicht belemmert. Dit alles betekent onnodig lijden voor deze dieren. En ze zijn er ‘geen haartje’ minder allergeen door.
Geneesmiddelen
De behandeling van huisdierallergie kan bestaan uit het gebruik van neussprays, oogdruppels en antihistaminica (tabletten tegen allergie) of immunotherapie. Voor een goed effect is het belangrijk om op tijd te beginnen met medicatie en deze consequent te gebruiken.
Neussprays
Als er sprake is van forse en vrijwel dagelijks aanwezige neusklachten, worden corticosteroïden (ontstekingsremmers) in de vorm van neussprays voorgeschreven. Deze zijn vooral effectief bij een verstopte neus. Ze werken alleen bij dagelijks gebruik gedurende een aaneengesloten periode van minimaal 2-4 weken. Neussprays met corticosteroïden zijn alleen op recept te krijgen bij de apotheek.
Neussprays die zonder recept te krijgen zijn, bevatten vaak een zoutoplossing of xylomethazoline. Een spray met zout water kan onbeperkt gebruikt worden. Het kan helpen een zoutwaterspray te gebruiken voordat u de andere neusspray gebruikt. Zo kunt u de neus goed openkrijgen, zodat het medicijn de juiste plek (het slijmvlies) kan bereiken.
Xylomethazoline zorgt ervoor dat het neusslijmvlies slinkt en heft zo tijdelijk de neusverstopping op. Deze spray mag echter nooit langer dan 7 dagen achter elkaar gebruikt worden, omdat u er afhankelijk van kunt worden. De neus is dan altijd verstopt als u het middel níét gebruikt.
Antihistaminica
Antihistaminica blokkeren de werking van histamine, de stof die vooral verantwoordelijk is voor de acute klachten. Een antihistaminicum kan ook een halfuur tot een uur vóór iemand een ruimte binnengaat waar zich huisdieren (kunnen) bevinden, ingenomen worden. Antihistaminica alleen helpen vaak onvoldoende. Patiënten hebben dan ook een neusspray nodig. Antihistaminica bestaan in de vorm van tabletten, oogdruppels en neusspray.
Immunotherapie voor kat
Immunotherapie voor kattenallergie is een behandeling van 3 tot 5 jaar met injecties met extracten van huidschilfers, met als doel de patiënt minder gevoelig te maken voor katten. Omdat het effect van deze therapie tegen kan vallen en er vaak bijwerkingen optreden, wordt immunotherapie bij kattenallergie alleen onder bepaalde voorwaarden gegeven. Patiënten die vanwege hun beroep
contact met katten niet kunnen vermijden, bijvoorbeeld omdat ze dierenarts zijn of in de thuiszorg werken, of patiënten die veel familieleden of kennissen met katten hebben, komen in aanmerking voor de immunotherapie. Immunotherapie werkt niet en wordt niet gegeven bij iemand die allergisch is voor katten en deze zelf als huisdier houdt.
Na een injectie is er een zeer kleine kans op een ernstige acute bijwerking. Dit is de reden waarom immunotherapie met injecties altijd plaats moet vinden onder toezicht van een arts. Ook moet de patiënt na een injectie 30 minuten wachten voordat hij of zij naar huis gaat.
Er bestaat geen immunotherapie voor honden-, knaagdieren- of paardenallergie.
Meer informatie?
Meer informatie over de mythe van de hypoallergene huisdieren kunt u vinden op de websites:
RaskattenWijzer:
https://www.raskattenwijzer.nl/hypoallergene-kat RashondenWijzer:
https://www.rashondenwijzer.nl/hypoallergene-hond © juli 2019 vakgroep Allergologie in samenwerking met Stichting Dier&Recht