U ontvangt deze informatie, omdat uw kind een renogram krijgt. Een renogram is een onderzoek van de nieren. Bij het onderzoek wordt een radioactieve vloeistof gebuikt. Deze vloeistof geeft de arts informatie over de werking van de nieren van uw kind. De vloeistof heeft geen bijwerkingen. De vloeistof wordt in een bloedvat in de arm of hand van uw kind gespoten. De hoeveelheid vloeistof die uw kind krijgt, is afhankelijk van het gewicht van uw kind. De vloeistof wordt door de nieren opgenomen en afgevoerd naar de blaas. Als uw kind in de week voor het onderzoek veel overgeeft of diarree heeft, neem dan op werkdagen tussen 7:30 en 15:30
contact op met de Kinder- en Jeugdafdeling via: 015 - 260 35 70. Dan kunnen we met u overleggen of het verstandig is om het onderzoek door te laten gaan.
Voorbereiding thuis
Uw kind hoeft voor het onderzoek niet nuchter te zijn en mag dus gewoon eten en drinken. Op de dag van het onderzoek is het belangrijk dat uw kind extra veel drinkt. Vooral bij jonge kinderen kan dit lastig zijn. Probeert u toch om uw kind zoveel mogelijk te laten drinken.
Voorbereiding in het ziekenhuis
Bij aankomst in het ziekenhuis, meldt u zich op de afgesproken tijd bij de balie van de Kinder- en Jeugdafdeling. Deze bevindt zich op de 2e etage van het ziekenhuis, gang F. In de wachtruimte kunt u wachten totdat u en uw kind opgehaald worden door de verpleegkundige of medisch pedagogisch hulpverlener.
De verpleegkundige of medisch pedagogisch hulpverlener legt u en uw kind uit wat er gaat gebeuren tijdens het onderzoek. De uitleg hangt af van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van uw kind. Er kan gekozen worden voor mondelinge uitleg, uitleg met poppen of uitleg met beeldmateriaal. Na de uitleg worden het gewicht, de lengte en de bloeddruk van uw kind gemeten.
Uw kind krijgt voor het onderzoek een
infuus in de arm of hand, dit is een soort plastic buisje in een bloedvat. Voorafgaand aan het plaatsen van het
infuus wordt een pleister (Rapydan of Emla) op de huid van uw kind geplakt, om de huid te verdoven. Hierdoor zal uw kind het plaatsen van het
infuus minder (of zelfs helemaal niet) voelen. De pleister of zalf moet minimaal een half uur tot anderhalf uur inwerken.
Voor het onderzoek is het belangrijk dat uw kind voldoende vocht binnenkrijgt. De hoeveelheid vocht die uw kind nodig heeft, hangt af van de leeftijd en het gewicht van uw kind. Kinderen jonger dan 1 jaar krijgen via het
infuus extra vocht toegediend. Kinderen vanaf 1 jaar mogen extra vocht zelf drinken, bijvoorbeeld water of limonade.
Ongeveer tien minuten voordat het onderzoek begint, gaat u met uw kind naar de afdeling Nucleaire Geneeskunde. Deze bevindt zich op de begane grond van het ziekenhuis in gang F.
Het onderzoek
Het onderzoek vindt plaats op de afdeling Nucleaire Geneeskunde. Tijdens het onderzoek worden u en uw kind begeleid door een van de medewerkers van de Nucleaire Geneeskunde. Tijdens het onderzoek kunt u bij uw kind blijven. De medewerker van de Nucleaire Geneeskunde legt uit hoe u uw kind tijdens het onderzoek kunt helpen.
Vlak voor het onderzoek moet uw kind plassen. Als dit niet lukt, dan kan de Nucleair geneeskundige beslissen om uw kind plasmedicatie te geven via het
infuus. De plasmedicatie zorgt ervoor dat uw kind na een tijdje nodig moet plassen.
Als uw kind klaar is met plassen, dan gaat hij/zij op het onderzoeksbed liggen. Daarna wordt de radioactieve stof ingespoten via het
infuus. Hier merkt uw kind weinig of niets van. De vloeistof heeft geen bijwerkingen. Boven het onderzoeksbed hangt een Gamma-camera. Deze camera kan de radioactieve stof in beeld brengen. Het is belangrijk dat uw kind niet teveel beweegt tijdens de cameraopnames. Daarom kan een vacuümkussen worden gebruikt. Dit kussen zorgt ervoor dat uw kind minder kan bewegen.
Als de radioactieve vloeistof is ingespoten, dan worden er cameraopnames van de nieren gemaakt. Dit duurt ongeveer 25 minuten. De snelheid waarmee de nieren de radioactieve stof uit het bloed verwijderen, geeft aan hoe goed de nieren werken. Gezonde nieren verwijderen de radioactieve stof heel snel uit het bloed. Als de nieren niet goed werken, dan duurt het langer voordat de stof uit het bloed is verwijderd.
Soms is het nodig om tijdens het onderzoek extra plasmedicatie aan uw kind te geven. Nadat uw kind dan weer heeft geplast, worden er nog een keer cameraopnames gemaakt. Het kan ook nodig zijn om later op de dag nog een keer cameraopnames te maken. Houdt u hier alstublieft rekening mee.
Na het onderzoek wordt het
infuus van uw kind verwijderd. Daarna mogen u en uw kind weer naar huis gaan. De uitslag van het onderzoek krijgt u tijdens een belafspraak.
Hoe kunt u uw kind (tijdens het onderzoek) helpen
- Probeer zelf zo rustig mogelijk te blijven, dat maakt uw kind ook rustig.
- Richt uw aandacht op uw kind. Uw kind heeft uw steun nodig.
- Stel vragen wanneer u of uw kind iets niet begrijpt.
- Neem als het nodig is de buggy van uw kind mee, dan kan uw kind in zijn/haar eigen buggy vervoerd worden.
- Neem voor de zekerheid schone kleding mee voor uw kind en als het nodig is luiers.
- U kunt speelgoed of een voorleesboek meenemen als afleiding voor uw kind en als het nodig is een speentje.
- U kunt een cd meenemen. Deze kunnen we afspelen tijdens het maken van de cameraopnames.
Vertel uw kind van tevoren
- Wat er tijdens het onderzoek gaat gebeuren.
- Dat u tijdens het onderzoek bij uw kind mag blijven.
- Dat het inbrengen van een infuus pijn kan doen, maar dat uw kind van tevoren een pleister of zalf krijgt om de pijn te verminderen.
- Dat er tijdens het onderzoek een speciale camera boven de buik hangt die een zoemend geluid maakt.
- Dat uw kind tijdens de cameraopnames stil moet blijven liggen.
- Dat het verwijderen van het infuus bijna geen pijn doet. Het losmaken van de pleisters kan wel vervelend voelen.
- Dat jullie na het onderzoek weer snel naar huis mogen.
Vragen
Heeft u nog vragen? Neem dan op werkdagen tussen 8:30 en 16:30
contact op met de polikliniek Kindergeneeskunde: 015 - 260 36 90.