Logo Reinier de Graaf ziekenhuis.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Gynaecologie

De behandeling van baarmoederhalskanker

De behandeling van baarmoederhalskanker

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door
U ontvangt deze informatie, omdat bij u baarmoederhalskanker is geconstateerd. In deze informatie kunt u alles lezen over deze ernstige ziekte, de behandelmogelijkheden en uw kans op genezing. Omdat baarmoederhalskanker niet meer zo vaak voorkomt, is de behandeling gecentraliseerd, dat wil zeggen dat we patiënten verwijzen naar een academisch ziekenhuis , vanuit het Reinier de Graaf ziekenhuis met name naar het Leids Universitair Medisch Centrum. Alleen het vroeg stadium baarmoederhals kanker wordt in Reinier de Graaf behandeld. Als u vragen heeft kunt u uiteraard contact met ons opnemen. De contactgegevens vindt u op onze website www.reinierdegraaf.nl.

Algemeen

Baarmoederhalskanker is kanker van het slijmvlies van de baarmoederhals. Bij het voorstadium van baarmoederhalskanker bevinden zich afwijkende cellen in de baarmoederhals. Dit voorstadium kan spontaan genezen. Wij kunnen het ook verwijderen door middel van een kleine operatie aan de baarmoedermond (lisexcisie of conisatie).

Afhankelijk van het stadium van de ziekte vindt behandeling van baarmoederhalskanker plaats door middel van een operatie waarbij wij de baarmoeder en eventueel de eierstokken verwijderen. Ook behandelen wij door middel van bestraling, medicijnen of warmtetherapie. De kans op genezing is afhankelijk van het stadium van de ziekte. Omdat baarmoederhalskanker niet meer zo vaak voorkomt, is de behandeling gecentraliseerd, dat wil zeggen dat we patiënten verwijzen naar een academisch ziekenhuis , vanuit het Reinier de Graaf ziekenhuis met name naar het Leids Universitair Medisch Centrum. Alleen het vroeg stadium baarmoederhals kanker wordt in Reinier de Graaf behandeld.

Wat is baarmoederhalskanker?

Baarmoederhalskanker is kanker die ontstaat in de cellen van het slijmvlies in het overgangsgebied van de baarmoederhals en de baarmoedermond. Baarmoederhalskanker komt voor bij vrouwen van alle leeftijden, maar het meest bij vrouwen van 35 tot vijftig jaar. Elk jaar krijgen in Nederland ongeveer 750 vrouwen baarmoederhalskanker. Bij baarmoederhalskanker speelt het humaan papillomavirus (HPV) een rol. Dit virus wordt door geslachtsgemeenschap overgebracht. HPV komt bij veel vrouwen voor: ongeveer 80 procent van de vrouwen krijgt ooit een HPV-infectie. Vaak ruimt het lichaam dit vanzelf weer op.

Baarmoederhalskanker blijkt vaker voor te komen bij vrouwen die roken dan bij vrouwen die niet roken. Roken beïnvloedt mogelijk het afweersysteem van het lichaam, waardoor het humaan papillomavirus baarmoederhalskanker kan veroorzaken.

Hoe ontstaat baarmoederhalskanker?

De cellen in de baarmoederhals delen zich voortdurend. Er bestaat dan ook een evenwicht tussen de opbouw en de afbraak van het slijmvlies in de baarmoederhals. Bij ontregeling van de deling van deze cellen, kunnen er enkele afwijkende cellen ontstaan. Dit is geen kanker. Meestal worden deze afwijkingen veroorzaakt door een ontsteking of infectie (bijvoorbeeld met HPV). Deze afwijkende cellen verdwijnen vaak vanzelf. Als er echter steeds meer afwijkende cellen ontstaan, spreken we bij een kleine afwijking van een voorstadium van baarmoederhalskanker. Komen er nog meer afwijkende cellen, dan ontstaat er overmatige groei en kan baarmoederhalskanker ontstaan. Dit proces van afwijkende cellen naar een voorstadium van kanker verloopt heel langzaam en kan wel tien tot vijftien jaar duren.

Uitzaaiingen

Baarmoederhalskanker kan zich op verschillende manieren uitbreiden:
Als de kanker groeit, kan het doordringen tot in de onderliggende spierlaag van de bekkenbodem, de schede of de baarmoeder. In een later stadium kan het ook doordringen tot in de blaas, de endeldarm of de buikholte. Er kunnen ook tumorcellen losraken en via de lymfe en/of het bloed worden verspreid. Zo ontstaan uitzaaiingen. Bij baarmoederhalskanker gebeurt dat vooral via het lymfstelsel. Verspreiding via het bloed treedt bij baarmoederhalskanker minder vaak op en pas in een later stadium. Dan kunnen uitzaaiingen ontstaan in de longen, de botten of de lever.

Niet direct klachten

Afwijkingen aan de cellen van de baarmoederhals, in het allereerste begin, geven geen klachten. Het eerste verschijnsel dat u zelf kunt opmerken is een bloederige of bruinige afscheiding buiten de gewone menstruatiecyclus, of bloedverlies tijdens of vlak na geslachtsgemeenschap (dit heet ook wel contactbloeding).

Onderzoek naar baarmoederhalskanker

Inwendig onderzoek en uitstrijkje

Bij klachten of verdenking van baarmoederhalskanker verricht uw arts eerst een inwendig onderzoek en neemt een uitstrijkje af (zie ook onze patiënteninformatie Eerste bezoek aan de gynaecoloog en Uitstrijkje). Bij een uitstrijkje nemen wij cellen af van het overgangsgebied tussen baarmoederhals en baarmoedermond. Onze patholoog-anatoom beoordeelt deze cellen onder de microscoop en deelt ze in de zogeheten PAP-klasse in. Deze klasse loopt van PAP I (geen afwijkingen) tot PAP V (kankercellen). Ligt de uitslag van het uitstrijkje boven PAP-klasse I, dan zal uw gynaecoloog na verloop van tijd een nieuw uitstrijkje maken of verder onderzoek verrichten met een colposcopie (zie de paragraaf hierna). In het kader van het bevolkingsonderzoek voor baarmoederhalskanker krijgen alle vrouwen van dertig tot zestig jaar elke vijf jaar een oproep voor het laten afnemen van een uitstrijkje.

Colposcopie

Om de baarmoedermond nauwkeurig te bekijken, maakt uw gynaecoloog gebruik van een colposcoop, een sterk vergrotende loep. Tijdens dit onderzoek kan de gynaecoloog het overgangsgebied van baarmoedermond naar baarmoederhals beoordelen. Vaak gebruiken wij hierbij azijnzuur, een vloeistof die afwijkende cellen wit kan kleuren. Het onderzoek kan vervelend zijn, maar is niet echt pijnlijk. Een verdoving of narcose is dan ook zelden nodig.

Als er afwijkingen zijn, neemt de gynaecoloog een stukje weefsel (biopt) weg. Onze patholoog-anatoom bekijkt dit weefsel onder een microscoop en deelt het in een CIN-klasse of kankercellen in. CIN betekent ‘cervicale intra-epitheliale neoplasie’. Deze varieert van I (minimale afwijking) tot III (ernstige afwijkingen).

Bij deze drie voorstadia van baarmoederhalskanker (CIN I-III) maakt uw gynaecoloog na een paar maanden een nieuw uitstrijkje of behandelt u direct. Is er sprake van baarmoederhalskanker, dan vindt verder onderzoek plaats:

Inwendig onderzoek

Uw gynaecoloog verricht een inwendig onderzoek, vaak samen met een andere specialist, zoals een radiotherapeut. Soms is onder narcose beter te voelen hoe groot de baarmoederhalskanker is en of deze zich al heeft uitgebreid naar de baarmoeder, de eierstokken of de eileiders. Tijdens de narcose kan eventueel ook een cystoscopie of rectoscopie worden gedaan. Dit zijn ‘operaties’ waarbij wij in de blaas of in het laatste deel van de dikke darm zoeken naar doorgroei van de baarmoederhalskanker. Dit onderzoek gebeurt onder narcose en kan in dagbehandeling plaatsvinden. Soms wordt u kort in ons ziekenhuis opgenomen. Of nog ander onderzoek nodig is, hangt af van de mate waarin de baarmoederhalskanker zich heeft uitgebreid.

Bloedonderzoek

Vaak zal uw gynaecoloog bloedonderzoek laten verrichten naar uw algemene gezondheid, zoals naar het ijzergehalte (Hb) en de werking van uw nier en lever. Soms bepalen wij de waarden van een soort merkstoffen in uw bloed die verband kunnen houden met baarmoederhalskanker (CA-125, CEA of SCC, zie het hoofdstuk ‘Definities’).

Radiologisch onderzoek

Weefselonderzoek

Het weefsel dat verwijderd is (biopt), kan verkregen zijn bij de colposcopie, bij een lisexcisie of bij een conisatie. De patholoog-anatoom onderzoekt dit weefsel onder een microscoop op de aanwezigheid van kankercellen. Na een operatie bekijken wij de baarmoeder en eventueel de eierstokken.

Tijdens de operatie kunnen wij de lymfklieren verwijderen. Soms onderzoekt de patholoog-anatoom deze lymfklieren direct. Daartoe wordt het weefsel bevroren en in plakjes gesneden (vriescoupe). Het weefselonderzoek geeft informatie over het stadium van de ziekte, over het type en de mate van kwaadaardigheid van de kankercellen en helpt mee de beste behandeling te bepalen.

Het stadium van baarmoederhalskanker

Bij baarmoederhalskanker stellen wij het stadium vast aan de hand van:
Wij onderscheiden vier stadia:

Uw behandeling

Welke behandeling voor u het beste is, is afhankelijk van het soort kankercellen, de mate van kwaadaardigheid van deze cellen en van het stadium van de ziekte. Ook is bij het kiezen van uw behandeling van belang wat u zelf wilt en aankunt. De behandeling van baarmoederhalskanker wordt in gespecialiseerde centra uitgevoerd, meestal in een academisch ziekenhuis. Mogelijke behandelingen bij baarmoederhalskanker zijn:
In principe vindt er één behandeling plaats, maar soms komt u voor een combinatie van behandelingen in aanmerking. Zo zal bestraling vóór een operatie de kanker zo klein mogelijk maken. Bestraling na een operatie kan eventuele, niet met het blote oog zichtbare, uitzaaiingen bestrijden. De bestraling noemen we in dat geval adjuvante (aanvullende) behandeling. Of zo'n combinatie nodig is hangt af van de grootte van de kanker en van de aanwezigheid van kankercellen in de randen van het weefsel of in de lymfklieren. Als baarmoederhalskanker niet meer te genezen is, kan uw gynaecoloog een behandeling voorstellen waarbij de groei van de kanker zo goed mogelijk geremd wordt of waarbij uw klachten verminderen. Zo kan bestraling bloedverlies verminderen of doen stoppen. Deze vorm van behandelen heet ook wel palliatieve (ondersteunende) behandeling. U geneest dan niet, maar u hebt door de behandeling minder of geen klachten.

De operatie

Hoe uitgebreid de operatie moet zijn, hangt af van het stadium van de baarmoederhalskanker.

Bestraling

Bestraling (radiotherapie) is een plaatselijke behandeling, waarbij wij kankercellen geheel of gedeeltelijk door straling vernietigen. Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen. Door straling beschadigde kankercellen herstellen zich niet of nauwelijks. Gezonde cellen herstellen zich in het algemeen wel. Bestraling kunnen wij toepassen om u te genezen, maar ook als een aanvullende (adjuvante) of ondersteunende (palliatieve) behandeling. Bij een verder gevorderd stadium van baarmoederhalskanker adviseren wij bestraling als eerste behandeling. Meestal bestaat bestraling uit een combinatie van inwendige en uitwendige bestraling van de baarmoeder, eileiders, eierstokken, het bovenste deel van de vagina en de lymfklieren in het bekken.

Medicijnen

Behandeling met medicijnen tegen baarmoederhalskanker kan bestaan uit chemotherapie of uit tabletten met hormonen. Wij adviseren chemotherapie vaak als aanvullende behandeling bij bestraling of bij een operatie; de hormoontabletten zijn vaak een ondersteunende behandeling om het bloedverlies te verminderen of te stoppen.

Chemotherapie

Bij chemotherapie wordt de deling van de kankercellen geremd. Er zijn verschillende soorten chemotherapieën, die op verschillende manieren kunnen worden gebruikt: in een infuus, een injectie of door middel van tabletten. Uw arts bespreekt met u welke behandeling voor u het beste is. Wij geven chemotherapie vaak in combinatie met bestraling, omdat dit het effect van de bestraling vergroot. Wij kunnen het ook voor een operatie geven om te proberen de kanker zo klein mogelijk te maken. Ook kan chemotherapie helpen de klachten te verminderen bij een vergevorderd stadium van baarmoederhalskanker.

Warmtebehandeling

Warmtebehandeling (hyperthermie) vindt alleen plaats in gespecialiseerde ziekenhuizen. Hyperthermie betekent letterlijk 'verhoogde temperatuur'. Bij deze behandeling wordt de kanker verwarmd tot een temperatuur van 40-45 graden Celsius om de kankercellen te vernietigen of ze gevoeliger te maken voor een andere behandeling. Hyperthermie geeft men bij vergevorderde baarmoederhalskanker en altijd in combinatie gebeuren met andere behandelingen.

Kunt u zelf uw behandeling kiezen?

Uw gynaecoloog zal de beste behandeling met u bespreken. Uw behandeling is in principe afhankelijk van de resultaten die gevonden zijn bij de verschillende onderzoeken. U bent zelf echter degene die beslist of u de voorgestelde behandeling wilt ondergaan. Het kan zijn dat de belasting of de mogelijke bijwerkingen of gevolgen van een behandeling voor u niet meer opwegen tegen de te verwachten resultaten. Het kan ook zijn dat u niet meer wilt proberen te genezen, maar uw leven verder zo aangenaam mogelijk wilt maken. Dit kan met ondersteunende behandelingen, zoals bestraling. Hierdoor vermindert of stopt het bloedverlies. Bespreek uw klachten en opvattingen met uw arts.

Mogelijke bijwerkingen en complicaties

Meestal is de behandeling van baarmoederhalskanker een langdurige behandeling die veel energie vraagt. Vermoeidheid of een gevoel van slapte kunnen maanden tot soms jaren aanhouden.

Gevolgen van de operatie

Vroege gevolgen

Zoals bij elke operatie kunnen ook complicaties optreden bij een operatie voor baarmoederhalskanker (zie onze patiënteninformatie Operatie ). Er bestaat een kleine kans op beschadiging van de urineleiders, vooral als wij de lymfklieren in het bekken verwijderen.

Gevolgen voor de vruchtbaarheid

Als wij adviseren om de baarmoeder te verwijderen, kunt u niet meer zwanger worden. Wel bestaat er soms een mogelijkheid om één of beide eierstokken te behouden. Bespreek dit met uw gynaecoloog.

Ongewenst urineverlies

Sommige vrouwen hebben na hun operatie moeite hun urine op te houden. Dit kan komen doordat bij de operatie kleine zenuwen van de blaas beschadigd zijn. Dat is niet altijd te voorkomen. Als deze zenuwen niet goed meer werken, kan de blaas te vol raken. U verliest dan plotseling urine. De eerste maanden na uw operatie is het daarom verstandig op geregelde tijden te plassen. Meestal keert het signaal dat u moet plassen na enige tijd geleidelijk weer terug.

Lymfoedeem

Na de operatie kan er vocht ophopen in de benen (meer informatie hierover kunt u vinden op de website www.kwfkankerbestrijding.nl.

Seksuologische gevolgen

De eventuele gevolgen van een baarmoederverwijdering en verwijdering van de eierstokken verschillen bij iedereen. Omdat wij het schedeweefsel bij de baarmoederhals hebben verwijderd, kan de schede iets korter zijn geworden. Hierdoor kan het vrijen anders aanvoelen. Door de verwijdering van de eierstokken kan een tekort aan geslachtshormonen zijn ontstaan, waardoor de zin in vrijen kan verminderen. Ook onzichtbare gevolgen, zoals vermoeidheid of emoties, kunnen een rol spelen bij het vrijen.

Vervroegd in de overgang

Na het verwijderen of bestralen van de eierstokken stopt de aanmaak van bepaalde hormonen. Hierdoor komt u versneld in de overgang. Net als de natuurlijke overgang kan dit klachten geven, zoals opvliegers, overmatig transpireren of een droge schede.

De gevolgen van bestraling

Vroege gevolgen

De bestraling beschadigt ook gezonde cellen. Hierdoor kunt u last hebben van vermoeidheid, frequente aandrang tot ontlasting, buikkrampen of diarree. Soms kunnen er ook klachten optreden alsof er een blaasontsteking bestaat. Na inwendige bestraling hebt u meestal weinig klachten. Soms is het plassen enkele dagen wat gevoelig.

Late gevolgen

Na verwijdering of bestraling van de eierstokken stopt de aanmaak van bepaalde hormonen. Hierdoor komt u versneld in de overgang. Net als de natuurlijke overgang kan dit verschijnselen veroorzaken zoals opvliegers of een droge schede.

Gevolgen van de chemotherapie

Vroege gevolgen

De chemotherapie tast ook gezonde cellen aan. Als gevolg hiervan kunnen onaangename bijwerkingen optreden. Haaruitval, misselijkheid, braken, darmstoornissen, een verhoogde kans op infecties en vermoeidheid zijn hiervan enkele voorbeelden. Een behandeling met chemotherapie kan dan ook zwaar zijn. Sommige bijwerkingen kunnen wij met medicijnen tegengegaan. De bijwerkingen van de chemotherapie verminderen geleidelijk na het stoppen ervan.

Late gevolgen

Veel vrouwen zijn na een behandeling met chemotherapie nog lang moe. Ook kan door sommige chemotherapie een vervroegde overgang ontstaan.

Kans op genezing

De kans op genezing bij kanker en dus ook bij baarmoederhalskanker, drukken we meestal uit in vijfjaarsoverleving (de overleving na een periode van vijf jaar na de behandeling). Naarmate er na de behandeling gedurende langere tijd geen aanwijzingen zijn dat de baarmoederhalskanker terug is gekomen, wordt de kans dat deze terugkomt steeds kleiner. Vijf jaar na de behandeling is deze kans zo klein geworden dat wij u niet meer hoeven te controleren.

De overleving na vijf jaar voor baarmoederhalskanker is afhankelijk van het stadium. In stadium I is de overleving na vijf jaar ongeveer 75 tot 90 procent. In stadium II is deze overleving ongeveer 45 tot 60 procent. In stadium III circa 30 tot 50 procent. En in stadium IV is de overleving na vijf jaar ongeveer 5 tot 10 procent.
Gemiddeld geneest ongeveer 70 procent van alle patiënten met baarmoederhalskanker. Wat u in uw situatie voor de toekomst mag verwachten, kunt u het beste met uw arts bespreken.

Controles

Het eerste jaar na de behandeling voor baarmoederhalskanker komt u om de drie maanden voor controle bij onze gynaecoloog en/of radiotherapeut. Uw arts verricht inwendig onderzoek en maakt meestal een uitstrijkje. Vaak verrichten wij bloedonderzoek en zo nodig radiologisch of echoscopisch onderzoek. Vanaf het tweede jaar worden de controles minder en na vijf jaar zijn controles niet meer nodig. Bij bloedverlies uit de schede moet u altijd contact opnemen met uw gynaecoloog.

Tot slot

Het ontdekken van kanker met daaraan gekoppeld een zware behandeling kan geestelijk en lichamelijk veel van u en uw naasten vergen. Daarbij kan er, zeker wanneer u nog zwanger had willen worden, veel in uw toekomstbeeld veranderen. Het plotseling in de overgang komen, vraagt ook veel aanpassingen. Bespreek uw twijfel en gevoelens met uw naasten en eventueel met lotgenoten. Vermoeidheid komt vaak voor. Neem dus, zeker in het begin, de tijd voor uzelf en uw lichaam.

Contacten

Persoonlijke vragen kunt u het beste bespreken met uw huisarts of specialist.
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)

Website: kanker.nl

Hebt u vragen over kanker van meer algemene aard, of wilt u voor uw bezoek aan uw arts eerst eens met iemand anders over uw vragen van gedachte wisselen, dan kunt u onder meer terecht bij het digitale platform Kanker.nl. Kanker.nl is een initiatief van KWF Kankerbestrijding, patiëntenbeweging Levenmetkanker en IKNL (kenniscentrum voor zorgverleners in de oncologie). Zij hebben de handen ineen geslagen om betrouwbare informatie, ervaring en kennis en het ondersteuningsaanbod rond kanker op één plek te bundelen en aan te bieden.

Stichting Olijf

De Stichting Olijf is een netwerk van en voor vrouwen die gynaecologische kanker hebben (gehad). Dit betekent dat vrouwen met kanker aan baarmoeder(hals), eierstokken, vulva of vagina bij deze stichting terechtkunnen voor contact met medepatiënten.

De Stichting is opgericht in 1986. Over het hele land verspreid zijn vrouwen, allen zelf (ex)-patiënt, bereikbaar voor telefonisch contact. Wie behoefte heeft aan contact of verdere informatie wenst, kan schrijven naar:
Stichting Olijf, Postbus 8152, 3503 RD Utrecht
Hulplijn: 020-3039292
E-mail: olijf@olijf.nl

Patiëntenorganisatie Gynaecologie Nederland (PGN)
PGN zet zich in voor vrouwen met gynaecologische klachten en aandoeningen. Zij doen dit op basis van ervaringsdeskundigheid. Voor strikt medische adviezen verwijzen zij door naar een arts. In tegenstelling tot Olijf is deze organisatie niet specifiek voor patiënten met gynaecologische kanker, u kunt hier ook informatie vinden over meer algemene vragen en gynaecologische klachten.

Website: Toekomst na kanker
De website Toekomst na Kanker biedt u informatie over mogelijkheden voor ondersteuning en begeleiding in de regio voor mensen met kanker.

Webiste: LUMC
lumc.nl/informatiefolder



©NVOG   


Foldernummer: 0255
Laatst bijgewerkt op: 01-02-2024


Deze website maakt gebruik van cookies. Lees onze cookieverklaring .
Gezien