Logo Reinier de Graaf ziekenhuis.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om dit document als PDF te downloaden.Download PDF
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Gynaecologie

Colposcopie

Colposcopie

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door
In deze folder kunt u lezen wat er plaatsvindt tijdens een bezoek aan onze polikliniek als u in aanraking komt in met een colposcopie. Soms kunnen diagnostiek en behandeling op dezelfde dag plaatsvinden. Daarom is het belangrijk deze informatie voor uw polikliniekbezoek door te nemen. U heeft altijd eerst een intakegesprek met de gynaecoloog of de gynaecoloog in opleiding.

Waarom worden uitstrijkjes gemaakt?

Uitstrijkjes worden gemaakt om te onderzoek of u een voorstadium van baarmoederhalskanker heeft. Bij een voorstadium bestaat een kleine kans dat zich later baarmoederhalskanker ontwikkelt. Vanaf 2017 is het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker vernieuwd in Nederland. Het uitstrijkje wordt eerst getest op HPV humaan papillomavirus . Als HPV aanwezig is, wordt hetzelfde uitstrijkje getest op afwijkende cellen. Een HPV-test is beter in het opsporen van afwijkingen. Hierdoor worden meer vrouwen met voorstadia van kanker opgespoord.

Wat betekent de uitslag?

In het laboratorium wordt het uitstrijkje onderzocht op HPV humaan papillomavirus . Als dit virus aanwezig is, beoordelen ze ook meteen of er afwijkende cellen in het uitstrijkje zitten. Alle laboratoria beoordelen de uitstrijkjes op dezelfde manier. Van de beoordeling van het uitstrijkje volgt er een PAP-uitslag en een KOPAC uitslag.

Onderzoek door de gynaecoloog: colposcopie

Als uw huisarts u naar de gynaecoloog verwijst in verband met een afwijkende uitslag, onderzoekt de gynaecoloog de baarmoederhals nauwkeurig. Dit onderzoek heet een colposcopie. Meestal neemt de arts een stukje weefsel (biopt) van de baarmoederhals weg voor onderzoek. Over deze onderzoeken leest u hierna. Het hangt van de uitslag van het colposcopisch onderzoek en het weefselonderzoek af of behandeling nodig is. Ook de verschillende behandelingen staan hierna beschreven.

Een colposcopie

Een colposcopie is een onderzoek waarbij de gynaecoloog de baarmoederhals nauwkeurig bekijkt. Net als bij het maken van het uitstrijkje brengt de arts een speculum (eendenbek) in de schede. Voor de ingang van de schede plaats de arts een colposcoop. Dit is een soort microscoop, dat een beetje lijkt op een verrekijker. De arts kijkt hier doorheen en ziet het weefsel van de baarmoederhals vergroot. Wij maken de baarmoederhals nat met een azijnoplossing of een soort jodium om het weefsel goed te kunnen beoordelen. Het natmaken kan een wat prikkend gevoel geven. Als u menstrueert (ongesteld bent) kunt u de afspraak voor de colposcopie beter uitstellen tot de menstruatie is afgelopen.

Wat bekijkt de arts bij een colposcopie?

De baarmoederhals is bekleed met twee soorten cellen: plaveiselcellen en endocervicale of cilindercellen. Het overgangsgebied tussen deze twee soorten cellen heet de overgangs- of transformatiezone. Afwijkende cellen in het uitstrijkje zijn bijna altijd afkomstig van dit gebied. Bij een colposcopie bekijkt de arts dit gebied nauwkeurig. Als afwijkende plekjes zichtbaar zijn, neemt de arts vaak een stukje weefsel weg voor onderzoek.

Een biopsie (weefselonderzoek)

De gynaecoloog vertelt aan u of hij een weefselstukje (biopt) gaat afnemen. Met een klein instrument neemt hij dan een stukje weefsel af (biopsie). Vaak gebeurt dit op een paar plaatsen. Soms schraapt de arts ook wat weefsel aan de binnenzijde van de baarmoederhals weg. Het afnemen van een stukje weefsel kan kortdurend een pijnlijk gevoel geven, maar niet zo erg dat plaatselijke verdoving nodig is.

Soms vraagt de gynaecoloog of u wilt hoesten; u voelt de pijn dan minder. Door het nemen van een biopt ontstaat er een wondje van de baarmoederhals dat kan bloeden. Als er ruim bloedverlies is, stipt de arts het wondje soms aan met een bijtende stof. Dit geeft een wat krampend gevoel in de onderbuik. Soms brengt de gynaecoloog een tampon in de schede om het bloedverlies te stoppen. U kunt deze tampon thuis zelf weer naar buiten trekken. De arts vertelt u wanneer u dit kunt doen. In andere gevallen is maandverband voldoende. Meestal stopt het bloedverlies binnen een paar dagen. Zolang u bloedverlies heeft, is het beter om geen gemeenschap te hebben.

HPV

HPV is de afkorting van ‘humaan papillomavirus’. Dit virus kan baarmoederhalskanker veroorzaken. Er zijn veel soorten HPV’s. De meeste soorten zijn absoluut niet gevaarlijk, maar een paar soorten wel. Deze soorten HPV kunnen baarmoederhalskanker veroorzaken. De HPV-soorten 16 en 18 zijn het meest gevaarlijk. Zij zijn verantwoordelijk voor 75% van de gevallen van baarmoederhalskanker.

hrHPV betekent ‘hoogrisico-HPV’. Een hrHPV is een HPV-soort die baarmoederhalskanker kan veroorzaken. Daarvan zijn er 15. Daarnaast zijn er ruim 85 HPV-soorten die géén baarmoeder­halskanker kunnen veroorzaken. Die noemen we laagrisico-HPV’s (lrHPV). Zij kunnen wratten op handen en voeten veroorzaken.
HPV is geen seksueel overdraagbare aandoening (soa). HPV is een virus, geen aandoening. HPV wordt wel via seks overgedragen. Bijna altijd wordt het door het eigen lichaam opgeruimd.
De gevaarlijke soorten HPV zorgen ook voor andere kankers. Bijvoorbeeld van de vagina, schaamlippen en anus.

U merkt het niet als u besmet bent met HPV. U krijgt geen duidelijke klachten. Er zijn wel klachten bij baarmoederhalskanker. U krijgt het virus door te vrijen met iemand die besmet is. Het virus zit op en rond de penis of de vagina. Tijdens vrijen kan het virus ook op andere plekken komen. Bijvoorbeeld aan de handen en in de mond.

U kunt niet voorkomen dat u besmet raakt. U kunt de kans wel een stuk kleiner maken door een condoom te gebruiken. De kans dat u besmet raakt bij het vrijen is dan 70% kleiner. De kans dat u besmet raakt is 70% kleiner als u altijd een condoom gebruikt. Condooms kunnen dus veel besmettingen voorkomen. Maar ook als u altijd een condoom gebruikt, kunt u nog besmet raken. Dat komt doordat het virus in en rond de vagina zit, en op en rond de penis. Tijdens het vrijen kan het virus ook op andere plekken komen, bijvoorbeeld aan de handen en in de mond. Uw lichaam ruimt het virus bijna altijd weer zelf op. Het duurt 1 tot 2 jaar voordat het virus helemaal weg is. Soms kan uw lichaam het virus niet goed opruimen. U blijft dan veel langer besmet en u heeft een grotere kans op baarmoederhalskanker.

Er zijn geen medicijnen tegen HPV. Uw lichaam moet het virus zelf opruimen.
HPV-besmetting komt heel vaak voor. Ongeveer 8 van de 10 vrouwen raken in hun leven een keer besmet met een HPV dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken.
U kunt niet echt voorkomen dat u lang besmet blijft. Soms kan het lichaam het virus niet goed opruimen. Het is nog niet helemaal duidelijk waarom dit zo is. We weten wel dat u meer kans heeft om lang besmet te blijven als u rookt. Maar ook als u bepaalde medicijnen gebruikt, bijvoorbeeld tegen een hiv-infectie of na een orgaantransplantatie. Roken en bepaalde medicijnen verzwakken namelijk uw afweer. Dan kan uw lichaam het virus minder goed opruimen.
Als een van u beiden besmet is, kan hij of zij de ander besmetten. U en uw partner merken waarschijnlijk niets van de besmetting.

Ook als u lesbisch bent, kunt u besmet raken met het HPV. U krijgt het virus door te vrijen met iemand die besmet is. Het virus zit in en rond de vagina, maar kan tijdens het vrijen ook op andere plekken komen. Bijvoorbeeld aan de handen en in de mond. De kans dat een lesbische vrouw besmet raakt met HPV is kleiner dan de kans dat een heterovrouw besmet raakt. Het is onbekend hoeveel kleiner de kans op besmetting is.
Ja, ook als uw partner besneden is, kunt u besmet raken met het HPV. De kans op besmetting is waarschijnlijk wel kleiner. Het is onbekend hoeveel kleiner de kans op besmetting is. Baarmoederhalskanker komt in ieder geval minder vaak voor bij vrouwen met een besneden partner.

Vrouwen met chlamydia en herpes hebben een verhoogde kans op baarmoederhalskanker.
Het virus is erg besmettelijk. Hierdoor raakt 8 van de 10 vrouwen een keer besmet. U loopt meer risico om besmet te raken met HPV:
Het virus is erg besmettelijk. Als u één keer gevreeën heeft zonder condoom met iemand die besmet was, heeft u 50% kans dat u ook besmet bent geraakt. Als u een condoom heeft gebruikt, is de kans kleiner. Maar ook dan kunt u besmet zijn geraakt. Het virus zit op en rond de penis of de vagina. Tijdens het vrijen kan het ook op andere plekken komen. Bijvoorbeeld aan de handen en in de mond.

PAP

De verschillende Pap-uitslagen op een rij

Hieronder staan de meest voorkomende uitslagen vermeld. Bij een uitstrijkje bekijken we alleen losse cellen. Als er afwijkende cellen zijn, is het niet mogelijk precies te vertellen wat er aan de hand is. Weefselonderzoek geeft daar meer informatie over. Wij kunnen daarom alleen in grote lijnen aangeven wat u kunt verwachten naar aanleiding van de uitslag.

Pap 0

Het uitstrijkje is niet goed te beoordelen, vaak omdat er te weinig cellen aanwezig zijn. Soms zijn er onvoldoende endocervicale cellen. Ook kan er te veel bijmenging van bloed zijn. Ons advies is bijna altijd om het uitstrijkje te herhalen. Meestal is er dan een normale uitslag. Een enkele keer lukt het ook volgende keren niet een goede kwaliteit van het uitstrijkje te krijgen. Uw huisarts kan u dan naar de gynaecoloog verwijzen.

Pap 1

Het uitstrijkje is normaal. Het advies is dan om het onderzoek na vijf jaar te herhalen.

Pap 2

In het uitstrijkje zijn enkele cellen aanwezig die er iets anders uitzien dan normaal. Duidelijk afwijkend zijn ze niet. Daarom adviseren wij in dit geval het uitstrijkje na een halfjaar te herhalen. Vaak is er dan weer een normaal beeld. Voor de zekerheid krijgt u een herhaalonderzoek een jaar later. Als de uitslag tweemaal Pap 2 is, krijgt u het advies voor een onderzoek door de gynaecoloog. Meestal is er geen behandeling nodig.

Pap 3a

Er zijn licht afwijkende cellen gevonden; we spreken soms ook van lichte of matige dysplasie. Het advies is dan een herhaalonderzoek door de huisarts of verder onderzoek door de gynaecoloog te laten verrichten. In dat laatste geval blijken bij de helft van de vrouwen de afwijkingen zo gering te zijn dat er geen behandeling nodig is. De andere helft krijgt het advies voor een eenvoudige behandeling van de baarmoederhals.

Pap 3b

De cellen zijn iets meer afwijkend dan bij een Pap 3a; we spreken in dit geval ook van ernstige dysplasie. Verder onderzoek door de gynaecoloog is nu verstandig. De kans dat u het advies krijgt voor het laten doen van een eenvoudige behandeling van de baarmoederhals is groter dan bij een Pap 3a.

Pap 4

De cellen zijn wat sterker afwijkend dan bij een Pap 3a of Pap 3b. Ook nu krijgt u de aanbeveling voor nader onderzoek door de gynaecoloog. Over het algemeen moet u rekening houden met een grote kans (90 procent) op een eenvoudige behandeling van de baarmoederhals.

Pap 5

De cellen zijn sterk afwijkend en de uitslag kan passen bij kanker van de baarmoederhals. Het is verstandig dat de gynaecoloog u op korte termijn onderzoekt. Soms alarmeert het uitstrijkje ten onrechte, maar soms is er ook sprake van baarmoederhalskanker. Een uitgebreide
behandeling in de vorm van een operatie en/of bestraling is dan nodig.

De uitslag van de colposcopie en het weefselonderzoek

Hoe krijgt u de uitslag te horen?

De gynaecoloog vertelt over het algemeen tijdens of na de colposcopie hoe uw baarmoederhals eruitziet. In de meeste gevallen neemt hij een weefselstukje weg dat waarschijnlijk de afwijkende cellen in het uitstrijkje veroorzaakt. Soms zijn er nauwelijks afwijkingen te zien en verrichten wij geen biopsie.
Een patholoog onderzoekt het biopt in het laboratorium. De uitslag is meestal na twee weken bekend. Uw gynaecoloog bespreekt met u hoe u de uitslag te horen krijgt: telefonisch of tijdens een vervolgbezoek.

Contact

Polikliniek gynaecologie is doordeweeks bereikbaar van 08.30 – 16.30 uur op tel: 015 - 260 42 07.
U krijgt een bandje te horen die u helemaal dient af te luisteren.
Daarbuiten kunt u alleen bij SPOED contact opnemen met het algemene ziekenhuis nummer 015 - 260 30 60. Zij kunnen u doorverbinden met de arts assistent gynaecologie.
Voor meer informatie: degynaecoloog.nl, engels, arabisch


Foldernummer: 0263
Laatst bijgewerkt op: 23-11-2023




Gerelateerde informatie:

Deze website maakt gebruik van cookies. Lees onze cookieverklaring .
Gezien